2.2 Een vrouw + 2.3 veranderingen in de puberteit + 2.4 bevruchting en zwangerschap
Planning
1. Herhaling 2.1
2. Voortplantingsstelsel van de vrouw (2.2)
3. Start 2.3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Planning
1. Herhaling 2.1
2. Voortplantingsstelsel van de vrouw (2.2)
3. Start 2.3
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling
1. Waarom ligt de balzak buiten het lichaam?
2. Wat doet de prostaat? en de zaadblaasjes?
timer
3:00
Slide 2 - Tekstslide
huiswerk bespreken
Blz. 80-82
Verplicht: opdracht 1 en 2
Daarna, kies uit:
Makkelijk: opdracht 4 en 5
OF
Moeilijk: opdracht 6
Slide 3 - Tekstslide
Dit is een aantekening (2.2)
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht
1. Teken de inwendige gslachtsorganen van de vrouw
Geef aan; baarmoeder, eileider, eierstok, urineblaas, urinebuis, clitoris en vagina
2. Schrijf de taak op van de geslachtsorganenorganen
timer
15:00
Slide 6 - Tekstslide
Antwoord
Baarmoeder= plek voor de baby
Eileider= vervoeren eicel naar baarmoeder
Eierstok= zorgt voor ontwikkelen eicellen
Urineblaas= opslag urine
Urinebuis= vervoeren urine
Clitoris= zorgt voor een fijn gevoel
Vagina= verbindt baarmoeder met buitenkant lichaam
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag (stilte)
Blz. 86-89
Maak opdracht 1, 2, 4 en 5
timer
10:00
Slide 8 - Tekstslide
2.3 Veranderingen in de puberteit
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht
1. Wat is het verschil tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken?
2. Wat betekent het als iemand intersekse is?
3. Geef een voorbeeld van een secundair geslachtskenmerk bij een jongen en een meisje.
4. Wie regelen de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken?
5. Wat zijn de mannelijke geslachtshormonen? En de vrouwelijke?
Tip; lees blz. 90-93
timer
15:00
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht antwoorden
1. Wat is het verschil tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken? Geslachtskenmerken vanaf de geboorte en geslachtskenmerken vanaf de puberteit
2. Wat betekent het als iemand intersekse is? Iemand heeft dan vrouwelijke en mannelijke geslachtskenmerken
3. Geef een voorbeeld van een secundair geslachtskenmerk bij een jongen en een meisje. Meerdere antwoorden goed; baard, meer spieren, borsten, schaamhaar
4. Wie regelen de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken?
5. Wat zijn de mannelijke geslachtshormonen? En de vrouwelijke?
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht antwoorden
4. Wie regelen de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken?
Hormonen
5. Wat zijn de mannelijke geslachtshormonen? En de vrouwelijke?
Testosteron en oestrogeen
Slide 12 - Tekstslide
Planning
1. Herhaling 2.3
2. Uitleg 2.3 en stukje 2.4
Slide 13 - Tekstslide
Herhaling
Antwoord in stilte in je aantekeningenschrift
1. Wie regelen de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken?
2. Wat zijn de mannelijke geslachtshormonen? En de vrouwelijke?
timer
3:00
Slide 14 - Tekstslide
Herhaling antwoorden
1. Wie regelen de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken?
Hormonen
2. Wat zijn de mannelijke geslachtshormonen? En de vrouwelijke?
Testosteron en oestrogeen
Slide 15 - Tekstslide
huiswerk bespreken
Alle opdrachten van 2.2 en 2.3
Slide 16 - Tekstslide
Verandering in de puberteit
2.3 Hormonen
Hormonen zijn signaalstofjes.
In de puberteit zorgt testosteron uit de hypofyse ervoor dat de teelballen zaadcellen gaan maken.
In de eierstokken gaan eicellen rijpen door oestrogeen
Dit is een aantekening
Slide 17 - Tekstslide
Verandering in de puberteit
Eisprong (ovulatie) herhaling
Slide 18 - Tekstslide
Verandering in de puberteit
Herhaling Menstruatie cyclus
Het baarmoederslijmvlies en de menstruatie
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
2.4 bevruchting en zwangerschap
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht
1. Wat is bevruchting?
2. Hoe kan het dat er maar meestal één zaadcel de eicel bevrucht?
3. Als de eicel wordt bevrucht, blijft het gele lichaam bestaan. Waarom is dit zo?
4. Leg uit wat innesteling is.
5. Wat is het verschil tussen een embryo en een foetus?
6. Hoe wordt het hormoon genoemd dat zorgt dat het gele lichaam blijft bestaan?
7. Wat is de taak van de placenta?
Tip; lees blz. 98-103
timer
20:00
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht antwoorden
1. Wat is bevruchting? Samensmelting van de kern van de eicel en de kern van de zaadcel.
2. Hoe kan het dat er maar meestal één zaadcel de eicel bevrucht? Er komt een ondoordringbare laag om de eicel als 1 zaadcel de eicel binnendringt.
3. Als de eicel wordt bevrucht, blijft het gele lichaam in stand. Waarom is dit zo? Het blijft hormonen produceren om het baarmoederslijmvlies dik en goed doorbloed te houden. Het baarmoederslijmvlies wordt dan niet afgestoten.
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht antwoorden
4. Leg uit wat innesteling is. Het klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies.
5. Wat is het verschil tussen een foetus en een embryo? Het klompje cellen na de innesteling. Dit wordt een foetus genoemd na de derde maand.
6. Hoe wordt het hormoon genoemd dat het gele lichaam blijft bestaan? Hcg
7. Wat is de taak van de placenta? Hcg maken en het zorgen voor zuurstof en voeding voor de baby (en afvalstoffen wegbrengen)
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht
Neem de tabel over en vul het juiste in
zuurstof/koolstofdioxide/ afval/voeding
van of naar placenta?
van of naar placenta?
zuurstof/koolstofdioxide/ afval/voeding
zuurstof/koolstofdioxide/ afval/voeding
zuurstof/koolstofdioxide/ afval/voeding
timer
15:00
Slide 25 - Tekstslide
Placenta en navelstreng
Slide 26 - Tekstslide
Tweelingen
Slide 27 - Tekstslide
Aan de slag
alle opdrachten bij 2.4 behalve 7 en 4
timer
1:00
Slide 28 - Tekstslide
Fasen van de bevalling
De bevalling begint met weeën:
bij een wee trekken de spieren in de baarmoederwand samen;
de baarmoedermond gaat door weeën open
ontsluiting: eerste fase van de bevalling; opengaan van de baarmoedermond door weeën
uitdrijving: begint als de baarmoeder ver genoeg open is (ontsluiting); sterke persweeën duwen de baby naar buiten, dit is de geboorte
nageboorte: laatste fase van de bevalling; een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten