Dag 7 - Thema Eten

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Verwerkingsvragen 

Thema 4: Eten - DAG 7

De nieuwe woorden van vandaag zijn:

• precies/precieze
• de sinaasappel
• de sla
• slecht(e)
• de snack
• snel(le)
• het snoep 
• snoepen

precies / precieze (bnw)

• juist
• nauwkeurig
• letten op details 

• zin: Hij is heel precies op zijn spullen. 
• zin: Het precieze aantal leerlingen is nog niet bekend, maar het zijn er meer dan tweehonderd.
  

43

de sinaasappel (znw)

• een soort fruit
• rond en oranje

• de sinaasappel - de sinaasappels

• zin: De sinaasappel is erg gezond. 

44

de sla (znw)

• groente
• groen
• salade van maken

• zin: Ik eet drie keer per week sla.
• zin: Sla groeit in de tuin.

45

slecht(e) (bnw)

• slecht <--> goed

• zin: Dit slechte gebit heeft veel bruine vlekken.
• zin: Ik heb de toets slecht gemaakt.

46

de snack (znw)

• hartig hapje
• tussendoortje
• de snack - de snacks

• zin: Om vijf uur eet ik vaak twee snacks.
• zin: Een snack is vaak ongezond.

47

snel(le) (bnw)

• vlug
• snel <--> langzaam
• zo snel als het licht

• zin: Ik ga snel naar huis.
• zin: Formule 1 is een sport voor snelle auto's.

48

de snoep (znw)

• zoete lekkernij 
• candy
• de snoep - het snoepje
• het snoepje - de snoepjes

• zin: De kinderen eten snoep.
• zin: Snoep is niet gezond.

49

snoepen (ww)

• snoep eten
  

• synoniem: snaaien

• TT - ik snoep, jij snoept, wij snoepen
• VT - ik snoepte, wij snoepten

• zin: De kinderen snoepten gisteren een zak drop.
• zin: Ik snoep elke dag een lolly.

49

In de klas werk ik heel nauwkeurig en let ik op details.

Welk woord past bij deze zin?

43

1. slordig
2. goed
3. precies
4. netjes

De kinderen eten graag een ronde oranje vrucht. Ze kopen dit fruit op de markt. Ze vinden het lekker.

Welk fruit wordt er bedoeld? Noem 1 woord.

44

Het is de tegenstelling van goed.

Welke picto hoort er bij het woord 'slecht'?

46

1. 
2. 
3. 
4. 

Deze groente koop ik in de winkel of op de markt. Het is groen en ik maak er salade van.

45

1. bietjes
2. rode kool
3. sla
4. prei

47

Welke snack eet jij graag
om ongeveer 16.00 uur?

Ik ga ... naar school, want anders kom ik
te laat en dat vindt de docent niet goed.

(Er zijn meer goede antwoorden.)

48

1. vlug
2. langzaam
3. traag
4. snel

Wat vind jij het lekkerste snoep?

49

Maak een zin met de woorden: 'slecht' en '(de) snack'.

Maak een zin met het werkwoord 'snoepen'.