(-) Bij een negatieve zin, met niet en nooit erin:
1. Bij een vorm van to be (am/is/are) zet je not of never erachter
I am not bad at English.
2. Bij elk ander werkwoord zet je doesn't of don't in de zin samen met het hele werkwoord
She doesn't write a lot of essays.
They/We don't like English at all.