Benoem de onderstreepte woorden: blw, pers vnw of onbep. vnw.
Het is voor iedereen duidelijk dat het in het theehuis altijd heel gezellig is.
blw
onbep. vnw.
pers. vnw.
het 1
het 2
Het 3
1 / 10
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Benoem de onderstreepte woorden: blw, pers vnw of onbep. vnw.
Het is voor iedereen duidelijk dat het in het theehuis altijd heel gezellig is.
blw
onbep. vnw.
pers. vnw.
het 1
het 2
Het 3
Slide 1 - Sleepvraag
Benoem de onderstreepte woorden: wed. vnw pers vnw of bez. vnw.
Ben je je je problemen wel bewust?
timer
1:00
wed. vnw
Pers. vnw.
Bez. vnw.
Je 1
Je 2
Je 3
Slide 2 - Sleepvraag
De woordsoort van het en je
Het woord het is bepaald lidwoord of persoonlijk of onbepaald voornaamwoord:
- bepaald lidwoord (blw). In dat geval hoort het bij een zelfstandig naamwoord.
Soms staan tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord nog een of meer bijvoeglijke naamwoorden:
het kind, het houten paard.
Slide 3 - Tekstslide
persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw). Als het naar iets verwijst en dus een duidelijke betekenis heeft, benoem je het als persoonlijk voornaamwoord:
– Dit monumentale huis raakt in verval. Daarom wordt het gerestaureerd.
– Het is nog niet zeker dat Daniëlle met jullie meegaat naar de film.
onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw). Het woord het is onbepaald voornaamwoord als het niet verwijst en dus geen duidelijke betekenis heeft:
– Vond je het eng in die donkere kelder? Nee, maar het was er wel koud.
Slide 4 - Tekstslide
Het woord je kan persoonlijk, bezittelijk, wederkerend of onbepaald voornaamwoord zijn.
Het persoonlijk voornaamwoord je kun je vervangen door jij of jou:
– Ga je (jij) vanmiddag ook mee naar de stad?
– Die fiets van je (jou) rammelt behoorlijk.
Het bezittelijk voornaamwoord je geeft bezit aan. Het staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord. Soms staan tussen je en het zelfstandig naamwoord nog een of meer bijvoeglijke naamwoorden:
– Ik vind je (jouw) nieuwe trui mooi staan op die spijkerbroek.
Slide 5 - Tekstslide
Als wederkerend voornaamwoord hoort je bij een wederkerend werkwoord (zich schamen, zich vergissen):
– Voor dat gedrag zouden jullie je moeten schamen.
Het onbepaald voornaamwoord je betekent men:
– Tegenwoordig kun je (kan men) niemand meer vertrouwen.