Toetsvragen Klas 2 pww 4

Toetsvragen Frans pww 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toetsvragen Frans pww 4

Slide 1 - Tekstslide

jij kan

Slide 2 - Open vraag

zij heeft gekund

Slide 3 - Open vraag

wij hebben gehad

Slide 4 - Open vraag

zij leggen

Slide 5 - Open vraag

hij heeft verkocht

Slide 6 - Open vraag

ik wacht

Slide 7 - Open vraag

zij aten

Slide 8 - Open vraag

(mijn) tablette est noire

Slide 9 - Open vraag

(hun) médicaments étaient chèrs

Slide 10 - Open vraag

(zijn) conseil est très compliqué

Slide 11 - Open vraag

Welk vraagwoord past hier?
........ de tomates as-tu mangé? J'ai mangé 3 tomates

Slide 12 - Open vraag

Welk vraagwoord past hier?
....... a pris ce livre de mon bureau? C'était Michelle.

Slide 13 - Open vraag

Welk vraagwoord past hier?
......... tu t'appelles? Je m'appelle madame Tillmans

Slide 14 - Open vraag

wat is de tegenstelling van:
jeune
A
jaune
B
vert
C
moderne
D
vieux

Slide 15 - Quizvraag

wat is de tegenstelling van:
perdre
A
manger
B
nager
C
gagner
D
vendre

Slide 16 - Quizvraag

wat is de tegenstelling van:
avoir tort
A
être casse-pieds
B
faire du camping
C
avoir raison
D
avoir mal

Slide 17 - Quizvraag

zet in de imparfait:
je (fermer) la fenêtre avant la nuit

Slide 18 - Open vraag

zet in de imparfait:
nous (manger) un dîner formidable

Slide 19 - Open vraag

zet in de imparfait:
ils (perdre) le match de foot

Slide 20 - Open vraag

zet in de P.C.:
il (finir) ses devoirs

Slide 21 - Open vraag

zet in de P.C.:
Vous (vendre) beaucoup aujourd'hui

Slide 22 - Open vraag

zet in de P.C.:
Tu (poser) une question difficile

Slide 23 - Open vraag

zet in de présent:
Il (huilt) parce qu'il est triste

Slide 24 - Open vraag

zet in de présent:
Nous (wachten op) le train

Slide 25 - Open vraag

zet in de présent:
Il (kiest) le jean noir

Slide 26 - Open vraag

zet in de présent:
Vous (faire du camping) aux Pays-Bas?

Slide 27 - Open vraag

zet in de présent:
Je (se laver) tous les jours

Slide 28 - Open vraag

zet in de présent:
Vous (se détendre) bien ici?

Slide 29 - Open vraag

Le français est (moeilijker dan) l'anglais.

Slide 30 - Open vraag

Ma soeur est (groter dan) moi.

Slide 31 - Open vraag

Ma grand-mère est (minder oud dan) mon grand-père

Slide 32 - Open vraag