DHA2A Ferien Wortschatz

Ferien -> Quiz
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Ferien -> Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele
Das kannst du nach dieser Deutschstunde:

  • Du lernst heute  Wörter zum Thema "Ferien".
  • Du kannst von einem Video Fragen beantworten.






Slide 2 - Tekstslide

der Campingplatz
der Strand
das Meer
das Schwimmbad
das Zelt
der Wald

Slide 3 - Sleepvraag

Liechtenstein
Deutschland
Österreich
die Schweiz

Slide 4 - Sleepvraag

Fragen:
Was ist die deutsche Übersetzung von "vakantie"?

Slide 5 - Tekstslide

Was ist die deutsche Übersetzung von "vakantie"?

A
das Schwimmbad
B
die Ferien
C
der Urlaub
D
der Platz

Slide 6 - Quizvraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "de camping"?

A
der Campingplatz
B
das Camp
C
der Camping
D
der Camp

Slide 7 - Quizvraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "afspreken"?

A
fahren
B
sich treffen
C
absprechen
D
afsprechen

Slide 8 - Quizvraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "Goede reis!"?

A
Gute Reise!
B
Viel Spaß!
C
Gute Besserung!
D
Viel Vergnügen

Slide 9 - Quizvraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "het zwembad"?

A
das Schwimmbad
B
die Sommerferien
C
das Hallenbad
D
der Urlaub

Slide 10 - Quizvraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "de tent"?

A
das Zelt
B
das Camp
C
der Zent
D
das Lokal

Slide 11 - Quizvraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "de bos"?

A
der Stau
B
der Wald
C
das Bund

Slide 12 - Quizvraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "de vakantie"?
Schrijf het hele woord op:

Slide 13 - Open vraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "de camping"? Schrijf het hele woord op:

Slide 14 - Open vraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "de zee"?
Schrijf het hele woord op:

Slide 15 - Open vraag

Was ist die deutsche Übersetzung von "het meer"?
Schrijf het hele woord op:

Slide 16 - Open vraag

5

Slide 17 - Video

00:33
Waar houden zij hun vakantie
A
in Livetopia
B
in Spanje
C
in Duitsland

Slide 18 - Quizvraag

01:04
Wat is een 'vakantiehuis' in het Duits

Slide 19 - Open vraag

01:33
Einladung betekent in het Nederlands:

Slide 20 - Open vraag

02:15
Wat heeft ze in de hand,
A
bal
B
Icecream
C
beker
D
mok

Slide 21 - Quizvraag

02:30
Krijgt de jongen een Icecream
ja of nee

Slide 22 - Open vraag

Welk Duits woord(en) heb je geleerd dat te maken heeft met vakantie?

Slide 23 - Woordweb