In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 9
3 HAVO
WELKOM
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Introductie
-Presentielijst - Wie is meneer Vreuls
Laatste les voor de toets
1. Weet je of je de stof van H1 en 2 voldoende beheerst
2. Weet je waar je nog aandacht aan moet besteden.
Na deze les:
Je hebt nodig:
1. Economie boek (blz 7-33)
2. Mobiele telefoon
3. Rekenmachine
Slide 2 - Tekstslide
Start Quiz
Slide 3 - Tekstslide
Je krijgt 10 euro zakgeld per week. Hoeveel is dit per maand?
A
€ 40,-
B
€ 42,50
C
€ 43,33
D
€ 46,66
Slide 4 - Quizvraag
Een abonnement op de krant kost € 142,50 per kwartaal. Hoeveel is dit per week?
A
€ 8,22
B
€ 10,95
C
€ 10,96
D
€ 11,88
Slide 5 - Quizvraag
Munten en bankbiljetten noem je ook wel:
A
Giraal geld
B
Chartaal geld
Slide 6 - Quizvraag
Max mag van zijn ouders een verjaardagsfeestje geven. Hij krijgt € 20,- om chips en frisdrank te kopen. Een zak chips kost (gemiddeld) € 0,89; een fles frisdrank € 1,19. Hoeveel frisdrank of chips kan hij maximaal kopen?
A
22,5 chips of 16,8 frisdrank
B
23 chips of 17 frisdrank
C
21,5 chips of 15,8 frisdrank
D
22 chips of 16 frisdrank
Slide 7 - Quizvraag
Hiernaast is een budgetlijn weergegeven. Klopt deze voor Max uit de vorige opgave? (22,5 chips / 16.8 frisdrank)
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quizvraag
Budget: € 20,- Zak chips € 0,89,- p/s Frisdrank € 1,19 p/s Hij heeft 10 zakken chips gekocht. Hoeveel frisdrank kan hij nog kopen?
A
8
B
9
C
10
D
geen
Slide 9 - Quizvraag
Een begroting is?
A
Overzicht kosten en opbrengsten
B
Overzicht inkomsten en uitgaven
C
Overzicht inkomsten en opbrengsten
D
Overzicht kosten en uitgaven
Slide 10 - Quizvraag
Als je hondenvoer voor je hond koopt dan is dit een
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Reservering
D
Sparen
Slide 11 - Quizvraag
Een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid noem je?
A
Begroting
B
Prinsjesdag
C
Miljoenennota
D
Rijksbegroting
Slide 12 - Quizvraag
BTW Belasting toegevoegde waarde is een vorm van
A
Directe belasting
B
Indirecte belasting
Slide 13 - Quizvraag
Als je betaalt met een tikkie dan betaal je met?
A
Giraal geld
B
Chartaal geld
Slide 14 - Quizvraag
Inkomsten: 425,1 miljoen Uitgaven: 457 miljoen Nederland heeft een begrotings.........
A
tekort
B
overschot
Slide 15 - Quizvraag
De productiefactor natuur heeft als inkomensvorm
A
rente/huur
B
pacht
C
winst
D
loon
Slide 16 - Quizvraag
De productiefactor kapitaal heeft als inkomensvorm
A
rente/huur
B
pacht
C
winst
D
loon
Slide 17 - Quizvraag
Wat geeft deze lijn op de lorenz curve weer?
A
Alle inkomens van een land
B
De meest ongelijke inkomensverdeling
C
gemiddelde winst per persoon
D
volkomen gelijke inkomensverdeling
Slide 18 - Quizvraag
Welk getal hoort op de plaats van het "?"
Slide 19 - Open vraag
Welk getal hoort op de plaats van het "?"
Slide 20 - Open vraag
Hoeveel procent van het totale inkomen wordt verdient door de rijkste 25%?
A
47
B
25
C
75
D
53
Slide 21 - Quizvraag
In welk land zijn de inkomensverschillen het kleins?