interpunctie2 en (in)directe rede

dubbele punt
1 / 16
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

dubbele punt

Slide 1 - Woordweb

aanhalingstekens

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

De jongen riep: ‘Maurice, wacht even!’
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met directe en indirecte rede?

Slide 13 - Open vraag

Directe of indirecte rede?


Suzanne zegt: 'Omdat je op een paard kunt rijden.'
A
directe rede
B
indirecte rede
C
deze kun je niet kiezen
D
deze kun je niet kiezen

Slide 14 - Quizvraag

Bert vraagt: 'Waarom is dat jouw
lievelingsdier?'
A
directe rede
B
indirecte rede
C
deze kun je niet kiezen
D
deze kun je niet kiezen

Slide 15 - Quizvraag


Suzanne zegt dat haar lievelingsdier een
paard is.
A
directe rede
B
indirecte rede
C
deze kun je niet kiezen
D
deze kun je niet kiezen

Slide 16 - Quizvraag