Verzorgende Lyn is net met een nieuwe baan begonnen. Haar collega’s vindende samenwerking prettig want ze is altijd vrolijk. Toen Zij een keer een foutje maakte tijdens het uitdelen van medicatie ging men er van uit dat dit een vergissing moest zijn en dat zij wel beter wist. Waarvan is dit een voorbeeld?
A
Horn effect
B
Halo effect’
C
Bagatelliseren
D
Stereotypering
Slide 7 - Quizvraag
Wat houdt het horn effect in?
A
Hierbij vorm je een positief oordeel over een persoon op basis van een positief kernmerk
B
Hierbij vorm je een negatief oordeel over een persoon op basis ven een negatief kenmerk
C
Hierbij vorm je een vaststaand, versimpeld beeld van een bepaalde groep mensen
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Slide 8 - Quizvraag
Wat is interpretatie?
A
Je beschrijft het gedrag zo concreet mogelijk op basis van observatie, zonder hier een waardeoordeel aan te geven
B
Je observeert niet, maar hebt al direct een mening
C
Je beschrijft een observatie en voorziet deze van een mening, oordeel of veronderstelling
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Slide 9 - Quizvraag
Welke van de volgende stellingen is een interpretatie?
A
De zorgvrager kijkt de verzorgende niet aan
B
De zorgvrager draait zijn hoofd weg
C
De zorgvrager geeft kort antwoord op de vragen
D
De zorgvrager is niet geïnteresseerd
Slide 10 - Quizvraag
Oude mensen zijn altijd saai. Waarvan is dit een voorbeeld?
A
Bagatelliseren
B
Stereotyperen
C
Papegaaien
D
Moraliseren
Slide 11 - Quizvraag
Zorgvrager: De zorg voor mijn dementerende moeder en mijn gehandicapte zoon valt mij steeds zwaarder. Ik heb nergens meer zin in en ik heb het gevoel dat ik iedereen in de steek laat. Zorgverlener: ‘U vindt het moeilijk dat u niet alles meer voor uw moeder en uw zoon kunt doen:’ Dit is een voorbeeld van:
A
Parafraseren
B
Papegaaien
C
Bagatelliseren
D
Moraliseren
Slide 12 - Quizvraag
Waarvan is het volgende een voorbeeld: ”Joh die vaccinatie voel je niks van, het stelt niet zoveel voor
A
Bagatelliseren
B
Stereotyperen
C
Moraliseren
D
Diagnosticeren
Slide 13 - Quizvraag
Susan zegt tegen Freek:’Je bent aangekomen omdat je te weinig beweegt: Waar is dit een voorbeeld van?
A
Stereotyperen
B
Diagnosticeren
C
Bagatelliseren
D
Moraliseren
Slide 14 - Quizvraag
Welke vaardigheden zijn er nodig voor een gesprek?
Slide 15 - Woordweb
Gespreksvaardigheden
Luistervaardigheden
Regulerende vaardigheden
Zendervaardigheden
Slide 16 - Tekstslide
Gespreksmodellen
Het informatievergarend gesprek
Het adviesgesprek
Het slechtnieuwsgesprek
Het functionerings-, beoordelings- en ontwikkelingsgesprek
Het disciplinegesprek
Slide 17 - Tekstslide
Welke luistervaardigheden zijn er te onderscheiden?
Slide 18 - Woordweb
Luistervaardigheden
Aandachtgevend gedrag
Vragen stellen
Parafraseren van de inhoud
Reflecteren van gevoelens
Samenvatten
Slide 19 - Tekstslide
Wat is er nodig om het gesprek goed te reguleren?
Slide 20 - Open vraag
Regulerende vaardigheden
Openen van het gesprek en het vaststellen van de doelen
Terugkoppelen naar de doelen
Situatie verduidelijken
Hardop denken
Afsluiten van het gesprek
Slide 21 - Tekstslide
Zendervaardigheden
Referentieel: Feitelijke informatie geven
Overzichtelijk en ordelijke structuur in informatie
Check regelmatig of de ander je nog kan volgen
Vermijd lange zinnen en ingewikkelde formuleringen
Beknopte boodschap
Duidelijke en herkenbare termen
Oordeel pas na de feiten (hoor - wederhoor)
Slide 22 - Tekstslide
Zendervaardigheden
Expressief: Uiting van persoonlijke gedachten en gevoelens
Assertiviteit
Voor jezelf opkomen, je standpunt duidelijk maken
Subassertiviteit - Assertiviteit - Agressiviteit
Slide 23 - Tekstslide
Zendervaardigheden
Appelerend: Verzoeken en opdrachten
Welk verzoek doe je
Het momentum
Aankondiging
Luisteren naar reactie
Concreet
Slide 24 - Tekstslide
Zendervaardigheden
Relationeel: Bezwaar maken en kritiek geven
Luister rustig naar het verzoek van de ander
Vraag door wanneer de achtergrond van het verzoek niet duidelijk is
Zeg rustig dat je niet op het verzoek kan ingaan
Onderbouw
Blijf bij aandringen je weigering en argumenten herhalen
Slide 25 - Tekstslide
Zendervaardigheden
Constructie feedback
Gaat over actueel gedrag van de ander
Is beschrijvend, specifiek en concreet
Wordt verwoord in de ik-vorm
Heeft betrekking op veranderbaar gedrag
Bevat een wens
Is goed getimed
Slide 26 - Tekstslide
Gespreksmodellen
Het informatievergarend gesprek
Het adviesgesprek
Het slechtnieuwsgesprek
Het functionerings-, beoordelings- en ontwikkelingsgesprek
Het disciplinegesprek
Slide 27 - Tekstslide
Functionerings-beoordeling- en ontwikkelgesprek
Worden doorgaans in onderlinge samenhang in een (jaarlijkse) gesprekscyclus geplaatst.
Slide 28 - Tekstslide
Wat zijn de kenmerken van een ontwikkelingsgesprek?
Slide 29 - Woordweb
Kenmerken
Ontwikkelingsgesprek
Kijkend naar het potentieel (persoonlijke ambities, functie gerelateerd)
Toekomtsgericht
Wederkerig, het accent van de inhoud ligt bij de medewerker
Slide 30 - Tekstslide
Kenmerken
Functioneringsgesprek
Hoe zijn de prestaties tot stand gekomen
Verleden en toekomst
Wederkerigheid - Overeenstemming tussen leidinggevende en medewerker
Slide 31 - Tekstslide
Kenmerken
Beoordelingsgesprek
Op output (geleverde prestaties)
Verleden
Eenzijdig, inhoud wordt bepaald door beoordelaar (leidinggevende)
Slide 32 - Tekstslide
Functionerings-beoordeling- en ontwikkelgesprek
Worden doorgaans in onderlinge samenhang in een (jaarlijkse) gesprekscyclus geplaatst.
Slide 33 - Tekstslide
Wat zijn de kenmerken van een ontwikkelingsgesprek?
Slide 34 - Woordweb
Kenmerken
Ontwikkelingsgesprek
Kijkend naar het potentieel (persoonlijke ambities, functie gerelateerd)
Toekomtsgericht
Wederkerig, het accent van de inhoud ligt bij de medewerker
Slide 35 - Tekstslide
Kenmerken
Functioneringsgesprek
Hoe zijn de prestaties tot stand gekomen
Verleden en toekomst
Wederkerigheid - Overeenstemming tussen leidinggevende en medewerker
Slide 36 - Tekstslide
Kenmerken
Beoordelingsgesprek
Op output (geleverde prestaties)
Verleden
Eenzijdig, inhoud wordt bepaald door beoordelaar (leidinggevende)