Schrijfopdracht 9

Schrijfopdracht 9:
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijfopdracht 9:

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
- Theorie: humor, aantrekkelijk, opvallend schrijven en correct schrijven
- schrijfopdracht 9: Verkoop je school!


Slide 2 - Tekstslide

Doelen:
Je leert hoe je kunt variëren in zinsbouw en zinslengte om een aantrekkelijke tekst te schrijven. 

Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je ze gebruikt om een opvallende tekst te schrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende manieren van schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Manieren van schrijven
In deze les behandelen we de verschillende manieren van schrijven: 
- met humor schrijven
- aantrekkelijk schrijven
- opvallend schrijven
- correct schrijven

Slide 5 - Tekstslide

Humor

Slide 6 - Tekstslide

Ironie
Het woord ironie komt van het Grieks. Eironia betekent: doen alsof je iets niet weet. 

Als je in een tekst ironie gebruikt, bedoel je het tegenovergestelde van wat je bedoelt. 
Bijvoorbeeld: 'Goh, wat is het lekker weer! (Terwijl het buiten heel hard regent). 

Slide 7 - Tekstslide

Ironie
Ironie is niet altijd gemakkelijk herkenbaar.
 
In gesprekken hoor je het aan de toon waarop iemand de zin uitspreekt. Veelal wordt de zin een beetje overdreven uitgesproken: 'Ik heb zoooo'n zin in de Kerst'. 

In geschreven tekst is het lastig te zien of iets ironisch is bedoeld. Bij berichten in WhatsApp kun je dan een emoji gebruikten: namelijk de knipogende smiley. 


(Huiswerk: filmpje kijken )

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Aantrekkelijk schrijven

Slide 10 - Tekstslide

Wat wordt er, denk jij, bedoeld met 'aantrekkelijk schrijven?'

Slide 11 - Woordweb

Vul de ontbrekende woorden in:

Een zin begint altijd met een ......1......... en eindigt met een .......2.....

Slide 12 - Open vraag

Welke theorie hebben jullie moeten leren voor de grammaticatoets?

Slide 13 - Open vraag

Aantrekkelijk schrijven
Heeft alles te maken met de grammaticatoets in periode 3!! 

Er zijn bepaalde eisen voor een zin, maar binnen een zin kun je eindeloos variëren (als je de regels maar volgt). Als je afwisselt in zinsbouw en zinslengte, wordt je tekst aantrekkelijker om te lezen. 

(Huiswerk: lees de theorie op blz. 76 en 77) 

Slide 14 - Tekstslide

Opvallend schrijven

Slide 15 - Tekstslide

Opvallend schrijven
Met tekst kun je mensen vermaken of verleiden. Daarvoor is het belangrijk om opvallend te schrijven. 

Een belangrijk hulpmiddel zijn stijlfiguren waarmee je een tekst opvallend maakt en waarmee je een bepaald effect kunt bereiken. 


Slide 16 - Tekstslide

Welke stijlfiguren ken jij al/nog?

Slide 17 - Woordweb

Tegenstelling
Woorden met een tegengestelde betekenis vallen op. een tegenstelling noem je ook wel een antithese.

Voorbeelden: 
Vrienden steunen elkaar door dik en dun.
's Lands grootste kruidenier let op de kleintjes.

Slide 18 - Tekstslide

Paradox
Iets lijkt een tegenstelling te zijn, maar is het toch niet als je er goed naar kijkt. een paradox noem je ook wel een schijnbare tegenstelling. 

Schrijven is de kunst van schrappen.
Hoe meer ik weet, hoe meer ik besef dat ik iets niet weet.


(Huiswerk: Filmpje kijken!)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Lezer aanspreken
Om te zorgen dat een lezer zich aangesproken voelt, kun je kiezen voor een retorische vraag. Dat is eigenlijk een vraag waar je geen antwoord op verwacht. 

Betalen met een acceptgirokaart, wie doet dat nog? (niemand, wanze zijn er bijna niet meer). 
Hoe kan ik nu wiskundesommen maken, als er voor het lokaal iemand met een kettingzaag bezig is. 



(Huiswerk: filmpje bekijken)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Overdrijven en afzwakken
Overdrijven (hyperbool): 
- Het duurt eeuwen voordat jij een keer luistert
- De mussen vallen van het dak van de hitte

Afzwakken (understatement): 
- Hij kan aardig tennissen (hij is een professioneel tennisser). 
- In de zomer is het in Sevilla wel wat aan de warme kant (het is er meestal 40 graden) 


(Huiswerk: filmpje kijken)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Herhalen en opsommen
Herhalen (repetitio): het herhalen van woorden of zinnen kan een tekst saai maken, maar kan er ook voor zorgen dat de lezer de boodschap beter onthoudt. Een letterlijke herhaling van woorden of een groep woorden, noem je een repetitio. 

Voorbeelden:
Om een marathon te lopen moet je trainen, trainen, trainen. 
Ik wil het, ik wil het, ik wil het 

Slide 25 - Tekstslide

Opsommen (drieslag).
Een opsomming van drie verschillende elementen noem je een drieslag. Je kunt een drieslag in allerlei verschillende soorten teksten tegenkomen.

Voorbeelden:
Ik voelde me ziek, zwak en misselijk.


Slide 26 - Tekstslide

Correct schrijven

Slide 27 - Tekstslide

Correct schrijven?

Slide 28 - Woordweb

Lange zinnen
Hoe langer een zin, hoe groter de kans dat deze onduidelijk is of fouten bevat. Controleer lange zinnen dus extra goed. 
Lange zinnen kun je beter vermijden en het is zinvol om de zin korter te maken. 

Gebruik signaal- en verwijswoorden. 

Slide 29 - Tekstslide

Ontspoorde zinnen
een ontspoorde zin loopt niet. Dat komt omdat de structuur van de zin anders is dan waarmee de zin begon.

Lees de zin hardop, dan hoor je vanzelf waar de zin ontspoort. 

Slide 30 - Tekstslide

Maak van de ontspoorde zin een juiste zin:

Onze school heeft als regel dat alle leerlingen die drie keer te laat zijn gekomen of die drie keer hun boeken zijn vergeten, moeten meedoen op maandag om half vijf.

Slide 31 - Open vraag

Overbodige woorden
Naast het opsplitsen van zinnen, kun je ook lange zinnen inkorten. Veel woorden gebruiken klinkt misschien deftig, maar in werkelijkheid doe je de lezer er geen plezier mee. Kies dus voor korte zinnen en haal de overbodige woorden weg. 

Slide 32 - Tekstslide

Maak de zin korter:

Examentraining kan een groot verschil maken voor de resultaten van de leerlingen en de kans op slagen wordt da vergroot.

Slide 33 - Open vraag

Contaminatie
Het door elkaar halen van twee woorden of uitdrukkingen.

Voorbeelden: 
Hij verkocht de sneakers voor een appel en een peer (een appel en een ei). 
Zij veegt alle leerlingen over één kam (over één kam scheren).
De trui kost duur ( het is kost veel of is duur). 



(Huiswerk: filmpje kijken)

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Schrijfopdracht 9: Verkoop je school!!
Oefenboek: blz. 88 - 89
Lees blz. 88 goed door!!
Maak de opdrachten 1 t/m 4
Maak dan de definitieve opdracht, opdracht 5. 


Slide 36 - Tekstslide

Waar let ik op? 
* Doel van de tekst is om te laten zien wat jouw school bijzonder maakt om zo de lezer te vermaken en jouw school te 'verkopen'. 
* Zorg voor een opvallende inleiding en een opvallend slot (binnenkomer en uitsmijter). 
* Varieer in zinsbouw en zinslengte.
* Haal verleidingstechnieken uit de kast. Gebruik overdrijving en andere stijlfiguren om je tekst extra te laten opvallen (bekijk de les nog een keer en kijk de filmpjes). 
* Gebruik humor: als het om een lelijke plek gaat, gebruik dan ook ironie. 
----
* Is de tekst vermakelijk en wervend.
* Spel- en taalfouten


Slide 37 - Tekstslide

Wat lever je in?
- foto van een plek in school, waar jij de tekst over schrijft. 
- tekst minimaal 1 A4'tje.


- Schrijfopdracht 9 en 10 weer in één document inleveren. 


Slide 38 - Tekstslide