lezen opdr 1 en 2 (SLR)

Blok 3 LEZEN 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 LEZEN 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les:
- kun je vertellen wat een informerende en uitleggende tekst is. 
- kun je een instructie lezen. 

Slide 2 - Tekstslide

Informerende tekst
Je hebt al geleerd wat een informerende tekst is. 
Tekstdoel: Mensen informeren/de lezer iets nieuws vertellen. 
Tekstsoort: een informerende tekst. 
Tekstvorm: nieuwsbericht, tijdschriftenartikel, verslag, werkstuk, folder. 

Slide 3 - Tekstslide

uitleggende tekst / instructie
Vandaag leren we wat een uitleggende tekst is. 
Tekstdoel: de lezer uitleggen hoe je iets doet of hoe iets zit. 
Tekstsoort: Uitleggende tekst / instructie
Tekstvorm: schoolboektekst, recept, handleiding, gebruiksaanwijzing. 

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken van een instructie of uitleggende tekst: 
1:

- uitleg is in stappen, vaak met streepjes, nummers of bolletjes 

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken van een instructie of uitleggende tekst 
2:

-in de stappen staan volgordewoorden 
(eerst, daarna, tenslotte)
Recept Tosti
- Beleg eerst een boterham met kaas.
- Leg er daarna er een plak ham op. 
- Leg er dan nog een boterham bovenop.
- Bak tenslotte je de tosti in een tosti-ijzer. 

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken van een instructie of uitleggende tekst 
3:

-elke stap begint met een werkwoord

Recept Tosti
- Beleg eerst een boterham met kaas.
- Leg er daarna er een plak ham op.
- Leg er dan nog een boterham bovenop.
- Bak tenslotte je de tosti in een tosti-ijzer. 

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken van een instructie of uitleggende tekst 
4:

- afbeeldingen maken de stappen duidelijk

Slide 8 - Tekstslide

4 gouden tips
1) Lees een instructie altijd stap voor stap. 
2) Probeer voor je te zien wat je leest. Zo 'oefen' je in je hoofd alvast wat je moet doen. 
3) Lees altijd eerst de hele instructie voordat je aan de slag gaat. 
4) Bij één stap of in één zin staan soms twee dingen die je moet doen. Let daarop, zodat je geen stap overslaat. 

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 1 tm 2
blz 133 - 135. 
Dit is huiswerk voor de volgende les. 

Slide 10 - Tekstslide