11.1 Het bloed

Thema 11 Transport
BS1   Het bloed
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 11 Transport
BS1   Het bloed

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling Vertering
Log in op de lessonup

Slide 2 - Tekstslide

het molecuul uit de afbeelding behoort tot de ...
A
sachariden
B
peptiden
C
lipiden

Slide 3 - Quizvraag

het molecuul uit de afbeelding behoort tot de ...
A
sachariden
B
peptiden
C
lipiden

Slide 4 - Quizvraag

Welk soort eiwitten zorgt voor het overbrengen van signalen van de ene naar de andere cel?
A
Transporteiwitten
B
Hormonen
C
Receptoren
D
Enzymen

Slide 5 - Quizvraag

da maag maakt
A
zuur
B
zuur en enzym voor vertering eiwitten
C
alleen enzym voor vertering van eiwitten
D
zuur en enzym voor vertering van vetten

Slide 6 - Quizvraag

Waar komen de enzymen in voor? Koppel ze aan elkaar! Let op 1 antwoord komt twee keer voor!!
Amylase
Pepsine
Lipasen
Proteïnasen
Lactase
dunne darm
aalvleeskliersap
speeksel
maag

Slide 7 - Sleepvraag

Wel of niet verteren?
Moeten deze voedingsstoffen wel of niet worden verteerd?
wel verteren
niet verteren
koolhydraten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
water
voedingsvezels

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is de functie van amylase?
A
enzym dat kleine eiwitten afbreekt
B
enzymen die vetten afbreken
C
enzym dat zetmeel afbreekt.
D
enzym dat melksuiker afbreekt

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Leerdoelen
- Je kunt de bestandsdelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
- Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en verklaren.

Slide 11 - Tekstslide

Bloedsamenstelling

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ontstaat bloed?

stamcellen uit beenmerg 
worden:
-rode bloedcellen
- witte bloedcellen
-bloedplaatjes

Slide 13 - Tekstslide

Rode bloedcellen
  • Geen celkern
  • Kleine ronde, platte schijfjes --> passen in kleinste bloedvaten 
  • Functie: vervoeren van zuurstof in het bloed
  • Hemoglobine = rood van kleur en bevat ijzer om zuurstof te binden
  • per mm3 --> 5 miljoen rode bloedcellen

Slide 14 - Tekstslide

Witte bloedcellen
Wel een celkern
Geen vaste vorm --> kunnen uit een bloedvat treden

Functie: Afweer tegen lichaamsvreemde cellen/stoffen

Pus --> veel dode witte bloedcellen
per mm3 --> 5000-7000 witte bloedcellen

Slide 15 - Tekstslide

Rood beenmerg
Rood beenmerg
Rood beenmerg
Geel beenmerg

Slide 16 - Tekstslide

Ontstaan verschillende cellen, waar in BINAS?

Slide 17 - Tekstslide

Rode bloedcellen (erytrocyten)
Rode bloedcellen vervoeren zuurstof met behulp van hemoglobine.

Hemoglobine is een eiwit dat via ijzer zuurstof aan zich kan binden.

Slide 18 - Tekstslide

EPO
- Wat voor soort molecuul is EPO?
- Waar wordt EPO  geproduceerd?
- Wat is het doelwitorgaan?
- Wat is de functie van EPO?
- Wat is bloeddoping precies?

Slide 19 - Tekstslide

Negatieve terugkoppeling



Tekort aan zuurstof in bloed
Nieren produceren meer EPO
Rode Beenmerg produceert hierdoor meer rode bloedcellen
Veel rode bloedcellen vervoeren zuurstof
Te veel aan zuurstof in bloed
Nieren produceren minder EPO
Rode Beenmerg produceert hierdoor minder rode bloedcellen

Tekort aan zuurstof in bloed --> etc.

Slide 20 - Tekstslide

Bloedplaatjes
Kleine stukjes van uiteengevallen cellen

Functie: spelen een rol bij de bloedstolling 
(bv. als een bloedvat beschadigd raakt)

Trombose = het stollen van bloed in een bloedvat (bloedpropje kan los schieten)
per mm3 --> 300.000 bloedplaatjes

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

Het proces van bloedstolling
1. Samentrekking van spieren rondom bloedvaten
2. Bloedplaatjes hechten aan plaats van wond
3. Bloedplaatjes gaan ten gronde, stoffen komen vrij. De vrijkomende stoffen (fibrinogeen en stollingsfactoren) brengen een keten van reacties op. 
4. Fibrine vormt een netwerk van draden

Slide 24 - Tekstslide

Bloedstolling

Slide 25 - Tekstslide

Witte bloedcellen
(leukocyten) 
  • Hebben wel een celkern.
  • Hebben geen vaste vorm.

  • 2 type witten bloedcellen:
       *Witte bloedcellen die         
        ziekteverwekkers
insluiten.
      *En witte bloedcellen die     
        antistoffen produceren. 

Slide 26 - Tekstslide

Witte bloedcellen 


* Witte bloedcellen gemaakt 
   uit stamcellen in het rode 
   beenmerg.
* Verder ruimen ze de resten  
   van dode bloedcellen op.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Leerdoelen behaald?
- Je kunt de bestandsdelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
- Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en verklaren.

Slide 29 - Tekstslide

Zij bevatten hemoglobine
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 30 - Quizvraag

Bloedplasma
Bloedplaatje
Witte bloedcel
Rode bloedcel

Slide 31 - Sleepvraag

..... is het hormoon dat de aanmaak van rode bloedcellen stimuleert, ...... is het eiwit wat meehelpt in de bloedstolling.
A
EPO - Hemoglobine
B
Fibrinogeen - Ijzeratomen
C
Rode beenmerg - EPO
D
EPO - Fibrinogeen

Slide 32 - Quizvraag

Bloedplasma
Bloedplasma
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen

Slide 33 - Sleepvraag

Wat weet je over bloedplasma?
A
Bestaat vooral uit eiwit
B
vervoert vooral zuurstof
C
vervoert voedingsstoffen
D
bestaat uit delen uiteengevallen cellen

Slide 34 - Quizvraag

wat klopt over rode bloedcellen?
A
Geen celkern vervoert zuurstof
B
Geen vaste vorm vervoert zuurstof
C
Wel celkern vervoert CO2
D
Wel vaste vorm vervoert CO2

Slide 35 - Quizvraag

Welke bloedbestanddelen zorgen voor een korstje op een wond?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes en plasmaeiwitten

Slide 36 - Quizvraag

Hoe geneest een wondje?
Zet de onderdelen op de juiste volgorde.
Het bloedvat met het wondje vernauwd, zodat er minder bloed uit stroomt
Bloedplaatjes knappen open, er komt een stof vrij die reageert met fibrinogeen
Bloedplaatjes vormen een prop op de wond
Rode bloedcellen blijven hangen in de fibrinedraden
Fibrinogeen vormt fibrinedraden: plakkerige draden
De fibrinedraden en rode bloedcellen drogen op tot een korstje

Slide 37 - Sleepvraag

Opdrachten maken
Vervoer
B1: opdr 1 t/m 10 
timer
5:00

Slide 38 - Tekstslide