11.3 zwangerschap

Wat kun je doen bij een noodgeval?
Er is iets misgegaan:
- condoom gescheurd of het is misgegaan bij het verwijderen of i.d.
- een pil vergeten en toch seks gehad
Morning-afterpil: als deze pil binnen 72 uur ingenomen wordt, voorkomt het hormoon in de pil het innestelen van de bevruchte eicel.
Abortus: via een abortus kan een bestaande
zwangerschap beëindigd worden. De bevruchte eicel wordt dan weggezogen. Een abortus kan alleen als de vrouw niet langer dan 24 weken zwanger is.
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat kun je doen bij een noodgeval?
Er is iets misgegaan:
- condoom gescheurd of het is misgegaan bij het verwijderen of i.d.
- een pil vergeten en toch seks gehad
Morning-afterpil: als deze pil binnen 72 uur ingenomen wordt, voorkomt het hormoon in de pil het innestelen van de bevruchte eicel.
Abortus: via een abortus kan een bestaande
zwangerschap beëindigd worden. De bevruchte eicel wordt dan weggezogen. Een abortus kan alleen als de vrouw niet langer dan 24 weken zwanger is.

Slide 1 - Tekstslide

Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen ovulatie en geen menstruatie
C
Zowel menstruatie als ovulatie
D
Zowel geen menstruatie als geen ovulatie

Slide 2 - Quizvraag

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het spiraaltje
D
Bij alle drie.

Slide 3 - Quizvraag

Zwangerschap

Slide 4 - Tekstslide

leerdoelen deze les:

1 Hoe veranderen moeder en kind (in wording)?
2 Hoe ontwikkelt het kindje in de baarmoeder?
3 Hoe stroomt het bloed in het kindje?
4 Hoe gaat de bevalling?
5 Hoe ontstaat een tweeling?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij het kind:
  • In de eerste 12 (+/-3maanden) weken noem je het ongeboren kind een embryo. Zo heet het bolletje cellen dat innestelt in het baarmoederslijmvlies. Alle organen van het embryo worden gevormd. Het ziet er uit als een heel klein mensje.

  • Na 12 tot +/-40 weken (3 t/m 9 maanden) noem je het ongeboren kind een foetus. De meeste organen zijn nu gevormd, het kindje groeit nu vooral.

De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 7 - Tekstslide

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij de moeder:
  • In de eerste 12 weken is niet veel te zien aan de buik van de vrouw. Wel moe en trek in eten
  • buik wordt dikker na 20 weken en kan het kindje voelen bewegen
  • kindje blijft groeien, daardoor komen de organen in verdrukking
  • melkklieren in de borsten groeien, de vrouw kan de baby na de geboorte moedermelk geven
De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 8 - Tekstslide

Zwangerschap

Slide 9 - Tekstslide

vruchtwater en vruchtvliezen
Om het embryo heen zitten vruchtvliezen en vruchtwater.

Deze beschermen het embryo tegen:
*stoten,
*uitdroging en
*temperatuurswisseling.

In het vruchtwater kan het kind zich makkelijk bewegen.


Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen: navelstreng,
placenta (moederkoek)
De navelstreng:
verbindt het embryo met de placenta.
Door bloedvaten stroomt bloed van het
embryo naar de placenta en terug.

Placenta of Moederkoek:
Deel van de baarmoederwand waar stoffen worden uitgewisseld:
  •  De stoffen die het kindje nodig heeft, zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 11 - Tekstslide

even oefenen!
Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 12 - Sleepvraag

hoe leeft het kindje in de baarmoeder
bloedvaten van de baby en de moeder komen niet met elkaar in aanraking. uitwisseling van stoffen gebeurt in de placenta (moederkoek)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Welke stoffen zijn schadelijk voor de baby?

*sommige schadelijke stoffen zoals drugs, alcohol en nicotine kunnen via de placenta bij het kindje komen;
*hierdoor kan het kind minder goed groeien en kunnen de hersenen minder goed ontwikkelen;   in ernstige gevallen kan het kind zelfs dood gaan;
*een ongeboren baby die door afwijkingen of ziekte overlijdt in de baarmoeder
noemen we een miskraam; {tijdens de eerste 12 weken grotere kans}

Bij het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) krijgt het ongeboren kind
via de moeder zoveel alcohol binnen dat de hersenen niet voldoende
ontwikkelen. Dat kun je in de foto hiernaast zien.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe gaat de bevalling?

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken. Als het kindje met de hoofd naar beneden ligt, naar de baarmoedermond toe, gaat de bevalling het gemakkelijkst.

Slide 21 - Tekstslide

Normale ligging

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Fasen van de bevalling
De bevalling begint met weeën: 
bij een wee trekken de spieren in de baarmoederwand samen;
de baarmoedermond gaat door weeën open

1. ontsluiting: eerste fase van de bevalling; opengaan van de baarmoedermond door weeën

2. uitdrijving: begint als de baarmoeder ver genoeg open is (ontsluiting); sterke persweeën duwen de baby naar buiten, dit is de geboorte

3. nageboorte: laatste fase van de bevalling; een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten
De drie fasen van de bevalling

Slide 26 - Tekstslide

Drie fasen van de bevalling

Slide 27 - Tekstslide

Ontsluiting
• Door weeën gaat de baarmoedermond open
• Vruchtvliezen breken

Slide 28 - Tekstslide

Uitdrijving
• Als de baarmoedermond ver genoeg open is
• Pers weeën duwen de baby naar buiten

Slide 29 - Tekstslide

Nageboorte
Wee duwt de moederkoek, vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Hoe ontaat een tweeling?

Een eeneiige tweeling:
ontstaan uit één eicel en één zaadcel.

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

0

Slide 35 - Video

De opgezogen zaadcellen worden in een laboratorium gebruikt voor de bevruchting van eicellen. Dit wordt reageerbuisbevruchting of IVF genoemd. Uit bevruchte eicellen ontstaan embryo’s waarvan er één of twee in het voortplantingsstelsel van de vrouw gebracht worden.
Hoe heet het deel van het voortplantingsstelsel waar embryo’s dan ingebracht worden?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Vagina
D
Eierstok

Slide 36 - Quizvraag

Waarom zijn weeën noodzakelijk als een baby geboren moet worden?

Slide 37 - Open vraag

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 38 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij de nageboorte?

Slide 39 - Open vraag

Welke stoffen gaan vanuit de foetus naar de moeder toe?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water
D
Voedingsstoffen

Slide 40 - Quizvraag

Heb je nog vragen?
 

Slide 41 - Tekstslide

Heb je nog vragen?

Slide 42 - Woordweb

van embryo naar foetus
van bevruchting tot week 12 is het een embryo

vanaf week 12 tot de bevalling is het een foetus

Slide 43 - Tekstslide

Hoe verandert moeder:
De eerste 12 weken is er weinig te zien. 
Wel kunnen ze: moe, misselijk zijn en trek in ander eten krijgen.
Bij 20 weken wordt de buik van de moeder dikker.
Organen van de moeder komen in verdrukking 
Gevolg: vaker naar wc 
De borsten worden groter(melkklieren groeien)

Slide 44 - Tekstslide

Ziekteverwekkers en schadelijke stoffen
Via de moederkoek kunnen ook de ziekteverwekkers en schadelijke stoffen binnen komen
Zoals: rode hond, nicotine, alcohol, medicijnen en drugs.
Baby's kunnen hierdoor: afwijkingen krijgen, slechter gaan groeien, zelfs doodgaan(miskraam)

Slide 45 - Tekstslide

prenataal onderzoek
  • 10 weken echo (uitgerekende datum bepalen)
  • combinatietest:  bloedonderzoek en nekplooimeting (down)
  • NIPT: bloedonderzoek/DNA baby (erfelijke afwijkingen)
  • 20 weken echo (aangeboren afwijkingen + geslacht)

                     pretecho:

Slide 46 - Tekstslide

Nageboorte

Slide 47 - Tekstslide