Voorbereiding toets woorden, grammatica en spelling H1+2 3G

Voorbereiding toets H3+4
Woorden, grammatica en spelling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding toets H3+4
Woorden, grammatica en spelling

Slide 1 - Tekstslide

Wat staat er allemaal voor informatie in een woordenboek?

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent aandoenlijk?
A
geestelijk
B
onverschillig
C
ontroerend
D
ondoordacht

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent de proportie?
A
incidenteel
B
totaal
C
vaak
D
verhouding

Slide 4 - Quizvraag

Wat is authentiek?
A
totaal
B
origineel
C
degelijk
D
aangepast

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

'Het' is altijd een lidwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

"Jullie" kan een onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp zijn maar ook een bzv.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Achter "uw" komt altijd een zelfstandig naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb jou fiets niet gezien.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Iemand als mij maakt die fout nooit.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdtelwoorden
  • hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan
  • drie, vierhonderd, maar ook veel, weinig
Rangtelwoorden
  • rangtelwoorden geven een rangorde aan
  • eerste, middelste, meeste

Slide 13 - Tekstslide

De meeste kinderen lezen weinig boeken.
Geef de telwoorden aan.

Slide 14 - Open vraag

Kijk uit joh!
Dit is formeel/informeel
A
formeel
B
informeel

Slide 15 - Quizvraag

schrijven voor doelgroep

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

benoem zww hww kww
We zouden moeten gaan eten.
A
hww: zouden, moeten, gaan zww: eten
B
kww: eten hww: zouden
C
zww: zouden, moeten, gaan hww: eten
D
zww: zouden moeten eten

Slide 19 - Quizvraag

benoem zww hww kww
Dit schoonmaakmiddel moet biologisch verantwoord zijn.
A
zww: moet, zijn
B
hww: moet zww: zijn
C
hww: moet kww: zijn

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Morgen gaan wij lekker naar het zwembad.
Hoeveel keer BWB?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 22 - Quizvraag

Mijn oma is een hele lieve vrouw
A
NG
B
WG

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Meervouden

Meervoud op -ieën : Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt : therapie – therapieën 
Meervoud op -iën Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt: olie – oliën 
Meervoud op -eën
Als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt : zee – zeeën 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide