7.2 Warmte

7.2 Warmte
Lesdoel:

Je leert wat het verschil is tussen warmte en temperatuur.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2 Warmte
Lesdoel:

Je leert wat het verschil is tussen warmte en temperatuur.

Slide 1 - Tekstslide

Welke uitspraak is waar?
A
Atomen bestaan uit moleculen
B
Stoffen bestaan uit moleculen
C
Moleculen bestaan uit stoffen
D
Atomen bestaan uit stoffen

Slide 2 - Quizvraag

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging
  • Hoeveel ze kunnen bewegen hangt af van de fase

Slide 3 - Tekstslide

Welke fasen zijn er?

Slide 4 - Open vraag

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging
  • Hoeveel ze kunnen bewegen hangt af van de fase
  • Er zijn 3 fasen:

Slide 5 - Tekstslide

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging
Temperatuur

Slide 6 - Tekstslide

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging: temperatuur
  • Om moleculen meer te laten bewegen, moeten we energie toevoegen
Warmte

Slide 7 - Tekstslide

Welke uitspraak klopt niet?
A
Hoe warm is het vandaag? Het is 20 C
B
De temperatuur wordt morgen 15 C
C
Wat straalt die kachel een warmte uit!

Slide 8 - Quizvraag

Soortelijke warmte
Niet elke stof warmt even makkelijk op:

Slide 9 - Tekstslide

Soortelijke warmte
Niet elke stof warmt even makkelijk op:
Q=mcΔT
Warmte (Joule J)
Massa (g)
Soortelijke warmte (J/g/oC)
Temperatuurverschil (oC)

Slide 10 - Tekstslide

Soortelijke warmte: voorbeelden
Een stukje strandzand van 500 g warmt op van 20 oC naar 25 oC. 
De soortelijke warmte van zand is 0,80. 
Hoeveel warmte is er aan het zand toegevoegd?

Slide 11 - Tekstslide

Soortelijke warmte: voorbeelden
Aan een stukje strandzand van 500 g wordt 10 kJ warmte toegevoegd. 
De soortelijke warmte van zand is 0,80. 
Met hoeveel graden stijgt de temperatuur?

Slide 12 - Tekstslide

Warmte-uitwisseling
Als je 2 stoffen mengt, verandert de temperatuur van beide stoffen.

Hierbij geldt: de warmte die door de ene stof wordt afgegeven, wordt door de andere stof opgenomen:
Qafgestaan=Qopgenomen

Slide 13 - Tekstslide

Warmte-uitwisseling
Een glas met 200 g thee heeft een temperatuur van 50 graden Celsius. Je giet er 50 g melk bij. 
Melk heeft een soortelijke warmte van 3,9        en thee van 4,2         (zelfde als water). 
De thee en de melk krijgen hierdoor een eindtemperatuur van 45 C. 
Wat is de begintemperatuur van de melk geweest?
g°CJ
g°CJ

Slide 14 - Tekstslide

Warmte-uitwisseling
Een glas met 200 g thee heeft een temperatuur van 80 graden Celsius.  
Je doet er koud water van 15 graden Celsius bij om de thee af te laten koelen naar 50 graden Celsius, zodat je het kunt drinken. 
Water en thee hebben een soortelijke warmte van 
4,2         . Hoeveel koud water moet je toevoegen?
g°CJ

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatting
Warmte en temperatuur zijn twee verschillende grootheden.

Temperatuur is een maat voor de snelheid van moleculen, warmte is een vorm van energie.

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting

De soortelijke warmte c van een stof is de hoeveelheid warmte die nodig is om 1 g van die stof 1 °C in temperatuur te laten stijgen. Er geldt: Q = c · m · ∆T.

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting

 ∆T is het verschil in begin en eindtemperatuur
 ∆T =  Teind - Tbegin

Slide 18 - Tekstslide

Samenvatting

Als een stof afkoelt, is de temperatuurverandering negatief en komt er warmte vrij.

Bij warmte-uitwisseling geldt: Qopwarmen = −Qafkoelen.

Slide 19 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak de opdrachten van 7.2 online

Slide 20 - Tekstslide