geluidsnelheid en frequentie

Bij deze les heb je het volgende nodig:
  • schrift en pen
  • rekenmachine
  • telefoon
  • binas !!!!
  • leerboek hoofdstuk 5
geluidsnelheid en frequentie
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bij deze les heb je het volgende nodig:
  • schrift en pen
  • rekenmachine
  • telefoon
  • binas !!!!
  • leerboek hoofdstuk 5
geluidsnelheid en frequentie

Slide 1 - Tekstslide

Starter for ten
Reken de volgende eenheden om.

54 kHz
 Hz
3 ms
s
0,2 kHz
 Hz
0,25 ms
  s
160 ms
 s
timer
2:00
kHz betekent kiloHertz
ms betekent milli seconde

binas tabel 3
54000Hz
0,003s
200Hz
0,00025s
0,16s

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis
  • Bij beweging heb je geleerd dat bij een constante beweging de snelheid niet verandert.
  • bij beweging heb je geleerd dat je de snelheid (v) kunt uitrekenen met de afstand (s) en de tijd (t). De eenheid van de snelheid is m/s.
  • de eenheid van tijd is de seconde (s) en van afstand is de meter (m)

Slide 3 - Tekstslide

Doelen: (voor twee lessen)
  • je moet een berekening kunnen maken met de geluidsnelheid
  • je moet weten wat de frequentie betekent
  • je moet weten wat de trillingstijd is
  • je moet weten wat omgekeerd evenredig is (wiskunde)
  • je moet de frequentie en de trillingstijd kunnen omrekenen naar elkaar 

Slide 4 - Tekstslide

Vaardigheid 1 (een formule gebruiken)
Bij een berekening doe je altijd zichtbaar 4 stappen.






Dit mag ook op een andere manier genoteerd worden.

*   noteer de formule
*   noteer de vraag

*   noteer de gegevens uit de vraag in de goede           eenheid
*   noteer de rekensom
*   noteer de natuurkundige antwoordzin
     (symbool = getal + eenheid)

Slide 5 - Tekstslide

Vaardigheid 2 (ombouwen van een formule)
In je binas staat (tabel 8, formule 1) 

  • maak een driehoek met een (deel)streep door de driehoek
  • noteer in het midden onder de streep het keer teken
  • in de formule staat de s boven de deelstreep, ook in de driehoek doen
  • de andere twee komen onder de streep (voor en achter het keerteken)
vgeluid=ts
s
v(g)  x   t

Slide 6 - Tekstslide

Vaardigheid 2 (ombouwen van een formule)
  • leg je vinger op dat gene dat je moet uitrekenen en noteer de formule die je overhoudt.
  • stel je moet je v(g) uitrekenen:
  • stel je moet de s uitrekenen:  
  • stel je moet de t uitrekenen:
vgeluid=ts
s
v(g)  x   t
s=vgeluidt
t=vgeluids

Slide 7 - Tekstslide

De geluidsnelheid
In je binas (tabel 27) staan de geluidsnelheden door de verschillende tussenstoffen. Deze snelheid noemen ze de voortplantingssnelheid van geluid


Zoek de geluidsnelheid door ijzer, ijs, water, zeewater, lucht en lucht bij 15 graden Celsius.
Noteer deze snelheden op het werkblad.
een tussenstof (of medium) is de stof tussen de geluidsbron en de ontvanger. Meestal is dit lucht.
timer
1:00
Waarom gaat geluid sneller door zeewater dan door gewoon (zoet) water?

Slide 8 - Tekstslide

Voor de thuiswerkers.
Noteer hier de voortplantingssnelheid van geluid door:
* IJzer * Zeewater
* IJs * Lucht
* Water * Lucht van 15 graden Celsius

Slide 9 - Open vraag

Vraag: (maken in je schrift)
Een walvis praat met een andere walvis. Het geluid gaat door het oceaanwater. Het geluid is 12 seconde onderweg.
Bereken de afstand tussen de twee walvissen
gebruik je binas

oceaanwater is een soort van zeewater
gebruik de formule s = v(g) . t
timer
1:30

Slide 10 - Tekstslide

Voor de thuiswerkers.
Noteer je antwoordzin

Slide 11 - Open vraag

Vraag: (antwoord)
Een walvis praat met een andere walvis. Het geluid gaat door het oceaanwater. Het geluid is 12 seconde onderweg.
Bereken de afstand tussen de twee walvissen

formule:

s = v(g) . t
vraag: s = ? (afstand = s van stukje)
gegevens:
v(g) = 1510 m/s (binas 27 zeewater)
t = 12 s
som (gegevens invullen in formule)
s = 1510 x 12
antwoordzin:
s = 18180 m (of 18,2 km)

Slide 12 - Tekstslide

Vraag: maak in je schrift
In de figuur zie je twee schaatsers klaarstaan voor de start. De temperatuur van de lucht is 0 °C. De geluidsnelheid is dan 331 m/s. De schaatsers staan niet op één lijn, omdat de schaatser in de buitenbaan dan meer meters zou moeten rijden. Degene die het startschot lost, moet volgens de regels zo staan dat hij beide schaatsers kan zien. In figuur a zie je hoe dat meestal gebeurt.

  1. Bereken na hoeveel tijd schaatser 1 in figuur a het startschot hoort.
  2. Bereken na hoeveel tijd schaatser 2 in figuur a het startschot hoort.
timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide

Voor de thuiswerkers.
Noteer je antwoordzin

Slide 14 - Open vraag

Antwoord
gevraagd: t(1) bij 14 m = ?
                 t(2) bij 30 m = ?
gegevens:
v(g) = 331 m/s
s(1) = 14 m
s(2) = 30 m
t(1) = 0,042 s

t(2) = 0,091 s
t=vgeluids
t1=33114
t2=33130

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

5.1 vandaag en 5.2 van morgen in het leerhuis.



Huiswerk voor woensdag (afhebben)
maken de vragen van paragraaf 5.1 vraag 6, 7, 8, 9 en 10

Slide 16 - Tekstslide

Bij deze les heb je het volgende nodig:
  • schrift en pen
  • rekenmachine
  • telefoon
  • binas !!!!
  • leerboek hoofdstuk 5
geluidsnelheid en frequentie

Slide 17 - Tekstslide

Doelen: (voor twee lessen)
  • je moet een berekening kunnen maken met de geluidsnelheid
  • je moet weten wat de frequentie betekent
  • je moet weten wat de trillingstijd is
  • je moet weten wat omgekeerd evenredig is (wiskunde)
  • je moet de frequentie en de trillingstijd kunnen omrekenen naar elkaar 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Voorkennis
Een golf is een regelmatig patroon die bestaat uit buiken en knopen.
Bij een golf worden de volgende (natuurkundige) begrippen gebruikt:
  • Periode = 1 golfbeweging
  • golflengte = de tijd die nodig is om 1 golf beweging (1 periode) te maken.
  • frequentie = hoeveel golfbewegingen zijn er in 1 seconde
  • amplitude = de hoogte van de golf (of de diepte van de golf) gemeten vanaf het evenwichtspunt
  • evenwichtspunt = de middenlijn van de golf

 

Slide 20 - Tekstslide

Omgekeerd evenredig
  • Omgekeerd evenredig betekent wat grootheid 1 groter wordt, wordt grootheid 2 kleiner.
  • voorbeeld met een taart.
  • als je een taart in twee stukken verdeeld is de grootte van ieder stuk gehalveerd (aantal stukken x 2; grootte van een stuk : 2)
  • als je de taart in vier stukken verdeeld is de grootte van ieder stuk een kwart (aantal stukken x 4; grootte van een stuk : 4)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

De frequentie
  • De frequentie is een natuurkundige grootheid die aangeeft hoeveel trillingen er per seconde zijn. 
  • Het symbool voor de frequentie is de kleine letter f (Binas tabel 6)
  • De eenheid van de frequentie is de de Hertz, afgekort met een hoofdletter H en een kleine letter z (Hz) (Binas tabel 6)

Hoe hoger de frequentie, des te hoger is het geluid (denk aan de geluidstest).

Slide 23 - Tekstslide

Gehoorbereik
De mens heeft een gehoorbereik van 20 Hz tot 20 000 Hz.

Hoger geluid noemen we ultrasoon geluid, dit is geluid met een frequentie die boven de 20 000 Hz ligt en dus onhoorbaar voor mensen.

Lager geluid noemen we infrasoon geluid, dit is geluid met een frequentie die onder de 20 000 Hz ligt en dus onhoorbaar voor mensen.

Slide 24 - Tekstslide

Gehoorbereik
Er zijn dieren die een ander gehoorbereik hebben dan de mens.

Slide 25 - Tekstslide

Toonhoogte (snaar instrumenten)
Hangt af van:
- spanning
- doorsnede snaar
- lengte snaar

Slide 26 - Tekstslide

De trillingstijd
  • De trillingstijd is een natuurkundige grootheid die aangeeft hoelang één trilling duurt. 
  • Het symbool voor de trillingstijd is de hoofdletter T (Binas tabel 6)
  • De eenheid van de trillingstijd is de seconde, afgekort met een kleine letter s (Binas tabel 6)

De trillingstijd is omgekeerd evenredig met de frequentie

Slide 27 - Tekstslide

Frequentie en Trillingstijd
Trillingstijd (T) en frequentie (f) hebben met elkaar te maken.  De trillingstijd en de frequentie zijn omgekeerd evenredig met elkaar.

Voorbeeld: Gitaarsnaren kunnen 400 keer per seconde trillen. 
1 trilling duurt dan 1/400  = 0,0025 s. 
Kijk in je binas hoe je de trillingstijd en de frequentie naar elkaar kunt omrekenen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

3

Slide 30 - Video

00:30
Noteer de naam van het merk

Slide 31 - Open vraag

00:48
Noteer de naam van het merk

Slide 32 - Open vraag

01:04
Noteer de naam van het merk

Slide 33 - Open vraag

Vraag: maken in je schrift
Bereken de frequentie.
  • de opname hiernaast heeft een horizontale tijdas. 1 hokje is 0,1 ms.
  • Bereken eerst de trillingstijd in seconden
timer
2:00

Slide 34 - Tekstslide

Voor de thuiswerkers:
Noteer hier de antwoordzin op de vraag die je gemaakt hebt.

Slide 35 - Open vraag

ANTWOORD
  • 1 periode neemt de plaats in (horizontaal) van 5 hokjes.
  • 1 hokje duurt 0,1 ms (= 0,000 1 s)
  • 1 golflengte is dus 5 x 0,1 = 0,5 ms (= 0,000 5 s)
Bereken de frequentie.
de opname hiernaast heeft een horizontale tijdas. 1 hokje is 0,1 ms.
Bereken eerst de trillingstijd in seconden
vraag: f = ?
gegevens:
T = 0,000 5 s
f = 2000 Hz
f=T1
f=0,00051

Slide 36 - Tekstslide

Hiernaast een oscilloscoopbeeld.
Wat wordt met de rode pijl
aangegeven?
A
De amplitude A
B
De trillingstijd T
C
De frequentie f
D
De uitwijking u

Slide 37 - Quizvraag

Hiernaast een oscilloscoopbeeld.
Wat wordt met de rode pijl
aangegeven?
A
De amplitude A
B
De trillingstijd T
C
De frequentie f
D
De uitwijking u

Slide 38 - Quizvraag

Vraag: maken in je schrift
De vleugels van een mug gaan heel snel op en neer. Daardoor ontstaat een gezoem met een frequentie van ongeveer 400 Hz.

Hoelang doet een mug over één vleugelslag (op en neer)?

Slide 39 - Tekstslide

Hieronder een blokje dat aan een veer heen en weer beweegt. Sleep de termen naar de juiste plek.
Amplitude
Uitwijking
Evenwichtsstand

Slide 40 - Sleepvraag

Opgaven
Opgave 1
Een luidspreker produceert een toon van 2035 Hz. Bereken de trillingstijd van deze toon in milliseconden.

Opgave 2
Een kolibrie beweegt tijdens het vliegen zijn vleugels erg snel op en neer. Hierdoor is een zoemend geluid te horen met een frequentie van 55 Hz.
a. Hoelang duurt één trilling met zijn vleugels?
b. De beweging wordt vastgelegd met een camera die 1100 beelden per seconde kan maken. In hoeveel frames wordt één trilling van de vleugel van de kolibrie vastgelegd?


Opgave 3
Bij het aflezen van een oscilloscoopbeeld is het gebruikelijk om de tijdsduur van meerdere trillingen tegelijk op te meten. Vertel waarom dit zo is.

Opgave 4
Teken het (u,t)-diagram van een trillend voorwerp met een frequentie van 3,5 Hz en een amplitude van 2,5 cm.

Opgave 5
Wat is de relatie tussen de toonhoogte en de frequentie?

Opgave 6
Gezoem van een mug heeft een hogere toonhoogte dan het gezoem van bijvoorbeeld een hommel. Welk insect beweegt zijn vleugels vaker op en neer in een bepaalde tijd?

Slide 41 - Tekstslide