Winkel les verzameling quiz

We gaan in groepjes een quiz maken!!



1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

We gaan in groepjes een quiz maken!!



Slide 1 - Tekstslide

We praten of fluisteren als we overleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Jullie krijgen bij elke vraag 20 seconden overleg tijd

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een 'speciaalzaak'?
A
Een zaak die in de stad ligt
B
Een zaak met dure spullen
C
Een zaak waar je alles kunt kopen
D
Een zaak waar je speciaal naar toe gaat voor bepaalde artikelen.

Slide 4 - Quizvraag

Waarom liggen sommige winkels in het centrum?
A
Omdat daar veel parkeerplek is
B
Omdat de bussen naar het centrum rijden
C
Omdat het voor klanten handig is dat meerder winkels bij elkaar liggen
D
Omdat dit naast coffeeshops ligt

Slide 5 - Quizvraag

Welke winkel hoort bij de KLEINE speciaalzaken?
A
Jumbo
B
Bakkerij Bart
C
Intratuin
D
Slagerij op de hoek

Slide 6 - Quizvraag

Waarom hebben sommige bedrijven een magazijn?
A
Omdat ze daar rustig kunnen werken
B
Omdat ze dan veel producten kunnen bewaren en dus voorraad hebben
C
Omdat hun producten dan nooit bederven
D
Omdat ze dan nog meer producten kunnen inkopen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een artikelgroep??
A
Producten met dezelfde prijs
B
Producten in dezelfde winkel
C
Producten die bij elkaar horen
D
Producten die over de datum zijn

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

De vorige foto... in welke soort zaak krijg je deze producten?
A
Een kleine speciaalzaak
B
Een grote speciaalzaak
C
Supermarkten

Slide 10 - Quizvraag

We gaan een sleepvraag maken
Sleep de goede antwoorden naar de juiste foto. Doe dit zo snel mogelijk. Alleen voor de goede antwoorden krijg je 1 punt.

Slide 11 - Tekstslide

Kleine speciaalzaak
Supermarkt
Grote speciaalzaak
werken weinig mensen
Heeft klanten die speciaal komen voor een artikelgroep
Heeft veel verschillende producten
Werken veel jongeren in de vulploeg
Hele grote parkeerplaats erbij
verkopen ook hele dure artikelen
Heeft bijna geen webwinkel
werken de meeste mensen

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Video

Deze reclame was van een
A
Grote speciaalzaak
B
Supermarkt
C
Kleine speciaalzaak

Slide 14 - Quizvraag

Welke zaken zullen het minste reclame maken?
A
Kleine speciaalzaken
B
Supermarkten
C
Grote speciaal zaken
D
Ze maken allemaal even veel reclame

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Je krijgt bij de volgende vraag 30 seconden de tijd om antwoorden te typen. 
Elk goed gegeven antwoord krijg je 1 punt voor

Slide 17 - Tekstslide

Wat kun je in een bedrijf doen om diefstal te voorkomen?

Slide 18 - Open vraag

Waarom hebben bepaalde bedrijven bedrijfskleding aan?
A
Dat ziet er sexy uit
B
Dan zijn de medewerkers goed herkenbaar voor klanten
C
Dan weten winkeldieven wie er werkt
D
Die hebben ze met korting kunnen krijgen

Slide 19 - Quizvraag

We gaan een sleepvraag maken
Sleep de goede antwoorden naar de juiste foto. Doe dit zo snel mogelijk. Alleen voor de goede antwoorden krijg je 1 punt.

Slide 20 - Tekstslide

Grote speciaalzaak
Supermarkt
Kleine speciaalzaak
Jumbo
Bever sport
Apple store Ivizi
Bakkerij van der Weert

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Waar worden de artikelen van deze foto verkocht?
A
Kleine speciaalzaak
B
Grote speciaalzaak
C
Supermarkt
D
Markt

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Bij welke zaak kan je op deze manier vis kopen
A
Grote speciaalzaak
B
Kleine speciaalzaak
C
kaaswinkel
D
Supermarkt

Slide 25 - Quizvraag

Welke winkel wordt het meeste bezocht?
A
Supermarkt
B
Kleine speciaalzaak
C
Grote speciaalzaak

Slide 26 - Quizvraag

Welke zaken worden het minst vaak bezocht
A
Grote speciaalzaken
B
Kleine speciaalzaken
C
Supermarkten

Slide 27 - Quizvraag

Wat zijn flexibele werktijden?
Tekst
A
Dat je elke dag de zelfde uren werkt
B
Dat je soms verschillende werktijden hebt
C
Dat je lenig bent op je werk
D
Dat je baas je altijd kan bereiken om te werken

Slide 28 - Quizvraag

Wat is krimpflatie
A
Artikelen worden duurder
B
Artikelen worden goedkoper
C
Artikelen worden kleiner
D
Artikelen worden groter

Slide 29 - Quizvraag

Wat is inflatie
A
Artikelen worden kleiner
B
Artikelen worden groter
C
Artikelen worden duurder
D
Artikelen worden goedkoper

Slide 30 - Quizvraag

Einde van de Quiz

Slide 31 - Tekstslide