Herhaling H2

Uitleg lenen (H2) & Intro Produceren (H3) 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Uitleg lenen (H2) & Intro Produceren (H3) 

Slide 1 - Tekstslide

LEENMOTIEVEN
redenen waarom mensen geld lenen 

Slide 2 - Tekstslide

WELKE LEENMOTIEVEN ZIJN ER (OOK ALWEER) ?

Slide 3 - Open vraag

LEENMOTIEVEN
Leenmotieven: 
Tijdelijk geld tekort
Dure aankoop niet willen uitstellen
Onverwacht dringend geld nodig (Noodsituatie) 
Je koopt een huis 

Slide 4 - Tekstslide

SOORTEN LENINGEN = CONSUMPTIEF KREDIET 
Persoonlijke lening 

Flexibel of doorlopend krediet 

Salariskrediet 

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijke lening: kenmerken
  1. Vast termijnbedrag (maandelijkse terugbetaling) 
  2. Vaste aflossing en rente
  3. Vaste looptijd 

Slide 6 - Tekstslide

doorlopend krediet 
Kredietlimiet (= maximum op te nemen bedrag vb. €5.000)
Variabele looptijd
Variabele aflossing
Variabele rente
Wat je aflost mag je weer opnemen 

Slide 7 - Tekstslide

JE WILT GELD LENEN VOOR EEN AUTO. VAN WELK LEENMOTIEF IS ER SPRAKE EN WELK SOORT CONSUMPTIEF KREDIET IS GESCHIKT?
A
AANKOOP NIET WILLEN UITSTELLEN & SALARISKREDIET
B
TIJDELIJK GELDTEKORT & PERSOONLIJKE LENING
C
AANKOOP NIET WILLEN UITSTELLEN & PERSOONLIJKE LENING
D
TIJDELIJK GEDLTEKORT & DOORLOPEND KREDIET

Slide 8 - Quizvraag

SOORTEN LENINGEN VIA LEVERANCIER (LEVERANCIERSKREDIET) 
KOOP OP AFBETALING
PRIVATE LEASE 





VERSCHIL = DIRECT EIGENAAR OF EIGENDOM NA AFBETALEN LENING 

Slide 9 - Tekstslide

JE KUNT EEN AUTO KOPEN VIA PRIVATE LEASE OF VIA EEN PERSOONLIJKE LENING. WAT IS HET VOORDEEL VAN LEASE TEN OPZICHTE VAN DE LENING?

Slide 10 - Open vraag

Geld heeft dire functies. Van welke functie is er sprake als je in de Applestore een nieuwe Iphone van €1.299 bekijkt:
A
Ruilmiddel
B
Betaalmiddel
C
Rekenmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 11 - Quizvraag

Banken spelen een belangrijke rol in de vraag naar en aanbod van geld. Wie zijn de aanbieders & vragers van geld?
A
Aanbod van mensen die sparen, vraag van bedrijven en gezinnen die geld lenen
B
Aanbod van bedrijven en gezinnen die geld lenen & vraag van spaarders
C
aanbod van mensen die sparen & vraag van bedrijven die lenen
D
zowel aanbod als vraag komt van bedrijven

Slide 12 - Quizvraag

INTRO HOOFDSTUK 3 

Slide 13 - Tekstslide

PRODUCTIEFACTOREN

Slide 14 - Tekstslide

soorten kosten 

Slide 15 - Tekstslide

Als de productieomvang van Apple airpods 20% stijgt dan
A
stijgen de vaste kosten per airpod
B
stijgen de variabele kosten per airpod
C
dalen de variabele kosten per airpod
D
dalen de vaste kosten per airpod

Slide 16 - Quizvraag

Opbouw verkoopprijs
INKOOPPRIJS
BRUTOWINSTMARGE   +
VERKOOPPRIJS
BTW                                   +
CONSUMENTENPRIJS

Slide 17 - Tekstslide

Een bakker heeft een kostrpijs voor 1 krentebol van €0,40. De brutowinstmarge is 200%. De btw is 9%. Hoe hoog is de consumentenprijs van 1 krentenbol?

Slide 18 - Open vraag