De activiteit van een bron is
alleen afhankelijk van de
hoeveelheid (radio-actieve) kernen in de bron, en de
halveringstijd van deze kernen. Het aantal kernen is weer afhankelijk van de massa van de bron, en de massa van één atoom(kern).
Let op: in tabel
25 staat deze massa in 'u'. (Zie
7B voor omrekenen,
1 u = 1,66.. 10^-27 kg)
De definitie van activiteit is het aantal deeltjes (ΔN) dat per (één) seconde (Δt) vervalt.
In formulevorm (let op dat de Δt altijd in seconden moet) ->
De eenheid van activiteit is deeltjes per seconde of Becquerel (Bq).
Om uit een (N,t)-grafiek de activiteit op één tijdstip te bepalen, gebruik je de raaklijn-methode.
Daarna bereken je van deze raaklijn (-) ΔN/Δt.
(VWO) De activiteit op één tijdstip is ook uit te rekenen met:
Je hebt dan het aantal deeltjes N(t) en de halveringstijd (t½) nodig.
Let ook hier weer op dat de t½ in seconden is!