Sem maakt de fiets van Sam. Als tegenprestatie doet Sam boodschappen voor Sem. Dit is een voorbeeld van
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Sem maakt de fiets van Sam. Als tegenprestatie doet Sam boodschappen voor Sem. Dit is een voorbeeld van
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 1 - Quizvraag
Giraal geld is het geld op de betaal- en spaarrekening.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Bij een spaarrekening krijg je een variabele rente.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Tino koopt een trui voor €87,99. Omdat het Black Friday is krijgt hij een korting van 40%. Reken uit hoeveel korting hij krijgt.
A
€ 33,20
B
€ 34,20
C
€ 35,20
D
€ 36,20
Slide 4 - Quizvraag
Lex rekent in een winkel contactloos € 20 af. Wat is hiervan het gevolg voor zijn hoeveelheid chartaal geld en giraal geld? De hoeveelheid chartaal geld van Lex.....
A
blijft gelijk
B
daalt
C
stijgt
Slide 5 - Quizvraag
Elektronisch betalen kan alleen met je pinpas bij een betaalautomaat.
A
juist
B
onjuist
C
soms
D
alle antwoorden zijn onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Geld op je spaarrekening is giraal geld.
A
juist
B
onjuist
C
bankbiljetten
D
bankbiljetten en munten
Slide 7 - Quizvraag
Nederlanders sparen vooral om een buffer op te bouwen voor onverwachte uitgaven of voor speciale wensen zoals een vakantie, de aankoop van een woning of de studie van kinderen. Welke spaarmotief ontbreekt?
A
doel
B
voorzorg
C
rente
D
aandelen
Slide 8 - Quizvraag
Fatima betaalt met biljet van 100 euro bij de supermarkt Er is hier sprake van
A
elektronisch betalen
B
giraal betalen
C
chartaal betalen
D
internet betaling
Slide 9 - Quizvraag
Yasmine heeft 500 euro op haar spaarrekening Ze krijgt 3% rente Hoeveel rente krijgt ze na 1 jaar
A
5 euro
B
15 euro
C
25 euro
D
50 euro
Slide 10 - Quizvraag
Er is sprake van:
A
sparen voor rente
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor een doel
Slide 11 - Quizvraag
bij een spaardeposito krijg je:
A
vaste rente percentage
B
vaste rentebedrag
C
variabele rente percentage
Slide 12 - Quizvraag
Wat is rente?
A
Een vergoeding omdat je geld van de bank leent
B
Een extra lening
C
Meer geld dat je ter beschikking hebt
D
Een bedrag dat je moet aflossen
Slide 13 - Quizvraag
Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400
Slide 14 - Quizvraag
In alle landen van Europa kun je met de euro betalen.