5H P2 Huiswerk 13.5/13.6

Ontwikkelingen verzorgingsstaat
  • In de 19e eeuw ontstonden de eerste sociale wetten in Nederland die daarna flink zijn uitgebreid. Zo heeft de overheid zwakke groepen versterkt. Daardoor daalde de inkomenongelijkheid. 
  • De verschillen namen eind jaren ‘80 weer toe want er waren meer mensen met een uitkering en minder mensen die werkten. 
  • De overheid bezuinigde en de waarde ‘eigen verantwoordelijkheid’ werd weer belangrijker.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ontwikkelingen verzorgingsstaat
  • In de 19e eeuw ontstonden de eerste sociale wetten in Nederland die daarna flink zijn uitgebreid. Zo heeft de overheid zwakke groepen versterkt. Daardoor daalde de inkomenongelijkheid. 
  • De verschillen namen eind jaren ‘80 weer toe want er waren meer mensen met een uitkering en minder mensen die werkten. 
  • De overheid bezuinigde en de waarde ‘eigen verantwoordelijkheid’ werd weer belangrijker.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Waarom hebben werkgevers meer macht ten opzichte van flexwerkers dan mensen met een vast contract?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

De rijkste 25% hebben meer dan de armste 25%. Hoe kan je dit verklaren?

Slide 5 - Open vraag

Leg uit dat vooroordelen een rol spelen bij de sociale mobiliteit van bepaalde groepen. Gebruik in je antwoord de definitie van sociale mobiliteit en positieverwerving of positietoewijzing.

Slide 6 - Open vraag

Leg uit dat verplaatsing van arbeid naar lageloonlanden zorgt voor meer sociale ongelijkheid. Gebruik een kernconcept van het Veranderingsvraagstuk.

Slide 7 - Open vraag

Theorieen over machtsverdeling

Theorie van het pluralisme: de samenleving bestaat uit veel verschillende groepen die allemaal verschillende belangen vertegenwoordigen. Daarmee wordt verzekerd dat er in de samenleving een goede verdeling van macht is. Iedereen kan in principe invloed hebben op de politieke besluitvorming.


Machtselitetheorie: er is een machtselite, die de belangrijke machtsposities inneemt in de maatschappij. De macht is niet verdeeld over alle groepen van de samenleving, maar vooral in handen van grote organisaties, waartegen de macht van regering en parlement nauwelijks opgewassen is.


Slide 8 - Tekstslide

Wat weten we nog van de vorige keer?


Wat is het verschil tussen de
instrumentele visie en 
de ontwikkelingsvisie? 

Slide 9 - Tekstslide

instrumentele visie



politieke participatie van burgers niet wenselijk, alleen om de politieke voorkeur van mensen te weten
participatie is een middel om besluiten te kunnen nemen. inwoners stemmen en politici maken afweging.

Slide 10 - Tekstslide

ontwikkelingsvisie



participatie is een doel. mensen kunnen door politiek actief te zijn zichzelf ontwikkelen, ze leren ervan en krijgen meer zelfvertrouwen.

Slide 11 - Tekstslide

Noem twee verschillen tussen de machtselitetheorie en de theorie van het pluralisme

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verschil in visie op politieke participatie tussen instrumentele en ontwikkelingsvisie?

Slide 13 - Open vraag

'Voor het afwegen van botsende belangen hebben we de politiek bedacht'
A
Theorie van het pluralisme
B
Machtselitetheorie
C
Instrumentele visie
D
Ontwikkelingsvisie

Slide 14 - Quizvraag

Bewoners van IJburg kunnen tijdens de inspraakavond over de plannen van Strandeiland hun mening geven.
A
Theorie van het pluralisme
B
Machtselitetheorie
C
Instrumentele visie
D
Ontwikkelingsvisie

Slide 15 - Quizvraag

Van welke visie is historicus Maarten van Rossem aanhanger (op basis van deze opmerking?)
A
instrumentele visie
B
ontwikkelingsvisie
C
geen één: hij is tegen democratie

Slide 16 - Quizvraag

Van welke visie is historicus Maarten van Rossem aanhanger (op basis van deze opmerking?)
A
instrumentele visie
B
ontwikkelingsvisie
C
geen één: hij is tegen democratie

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit dat de digitale kloof bijdraagt aan de sociale ongelijkheid in de samenleving

Slide 19 - Open vraag

Is het verkleinen van de digitale kloof een taak van de overheid? Gebruik een kernconcept in je uitleg.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Lees de tekst
en denk na over de ontwikkelingen die te maken hebben met sociale ongelijkheid

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welke ontwikkeling uit de 21ste eeuw zou ervoor kunnen zorgen dat een bedrijf mensen wil ontslaan?

Slide 24 - Open vraag

Leg uit aan de hand van de definitie van het kernconcept macht dat de nieuwe ontslagregeling leidt tot meer macht voor de werkgever

Slide 25 - Open vraag

Welke politieke partijen zullen de plannen van Koolmees toejuichen?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Welke ideologie is een voorstander van de inzet van overheids/beleidsinstrumenten

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Welke twee overheidsinstrumenten passen bij de invoering van het basisinkomen?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Bedenk zelf een argument tegen het basisinkomen door te gebruiken van een negatief effect.

Slide 33 - Open vraag

Welke negatieve effecten gaat het over?

Slide 34 - Open vraag

Wat heeft het invoeren van het basisinkomen te maken met institutionalisering?

Slide 35 - Open vraag

Leg uit dat het kernconcept ideologie te herkennen is

Slide 36 - Open vraag

De gini-coefficient is een getal tussen 0 en 1 die de mate van inkomensongelijkheid in een land uitdrukt. 0 = gelijkheid, 1 = geen gelijkheid, 1 iemand krijgt alles. Leg uit dat landen met een lage scoren meer maatschappelijke participatie kennen.

Slide 37 - Open vraag