5. Refractie // grafisch verloop, pupilgrootte, brandlijnenschema

Refractie de basis
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
OptiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Refractie de basis

Slide 1 - Tekstslide

Planning











Dit is een voorlopige planning, dit kan nog wijzigen.
Lesweek
Onderwerp
week 1
Het doel van de refractie, objectieve & subjectieve refractie, visus.
week 2
Wat betekent visus 1.0, optotypen, fovea centralis.
week 3
Lettergrootte en afstandsgetal, rekenkundige reeks.
week 4
Meetkundige reek, grafisch verloop van de refractie.
week 5
Pupilgrootte, brandlijnenschema's.
week 6
Grafisch verloop construeren.

Slide 2 - Tekstslide

Week 5
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- het verloop van de refractie grafisch weergeven.
- uitleggen welke invloed de pupilgrootte op de                                   gezichtsscherpte heeft.
- kan je uitleggen wat een brandlijnenschema is.
Theorieboek
- bladzijde 37 tot en met 46.
Huiswerkopdrachten
opdracht 26 tot en met 28.

Slide 3 - Tekstslide

Week 6
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- brandlijnen uittekenen in een brandlijnenschema.
- het grafisch verloop construeren bij een myoop,                             hypermetroop en astigmatisch oog.
Theorieboek
- bladzijde 47 tot en met 53.
Huiswerkopdrachten
opdracht 29 tot en met 36.

Slide 4 - Tekstslide

Grafisch verloop  van de refractie
Om een beter inzicht te krijgen in het verloop van de refractie, ga je hem grafisch vastleggen.
>> theoretische benadering!

De volgende factoren zijn bepalend:
- de eindvisus
- aanwijsbare beginvisus (0.2)
Het punt waar de visusstijging aanvangt.
>> dit punt is gelijk aan visus 0.2 omdat deze visus redelijk te bepalen is. Dit punt wordt de aanwijsbare beginvisus genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Grafisch verloop  van de refractie
Bij welke graad van ametropie is de visus 0.2?
>> afhankelijk van de grootte van het verstrooiingsfiguur op het netvlies.

>> diameter verstrooiingsfiguur wordt bepaald door:
- pupildiameter
- de plaats van F'o t.o.v. het netvlies. 

Slide 6 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt
Uitgaande van een gemiddelde eindvisus van 1.0 en een gemiddelde pupildiameter zal de beginvisus (ongecorrigeerd) 0.2 zijn bij een g.v.a. van 2,0 dpt.
In het gebied tussen -4 en -2 dpt en +2 en +4 dpt van het netvlies af is de curve vrij vlak. 
Vanaf visus 0.2 (+2 en -2 dpt) gaat de lijn vrij steil omhoog tot aan het gebied van de eindvisus 1.0.

Slide 7 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt
Bij visus 0.2 hoort een g.v.a. van 2,0 dpt.
Je kunt tijdens de meting de sterkte verhogen of verlagen met een minimum van 0,25 dpt.

2 dpt = 8 • 0,25 dpt

verschil tussen begin- en eindvisus = 1.0 - 0.2 = 0.8

Per 0,25 dpt verandering geeft een visusverschil van: 0,8 / 8 = 0.1

>> Let op: dit geldt vanaf visus 0,2!
visusverandering per 0,25 = (eindvisus - beginvisus) / aantal stapjes

Slide 8 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt

Slide 9 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt

Slide 10 - Tekstslide

Pupilgrootte
De pupilgrootte heeft invloed op de diameter van het verstrooiingsfiguur.
>> de wijdte van de pupil kan variëren van 8 mm tot 1,5 mm.
>> jongeren hebben een relatief wijde pupil.
>> bij ouderen wordt de pupil kleiner en stugger.

Slide 11 - Tekstslide

Pupilgrootte
We onderscheiden drie groottes van de pupil:






>> bij een nauwe pupil krijg je bij een ametropie van 3 dpt een visus van 0.2.
>> bij een gemiddelde pupilgrootte krijg je bij een ametropie van 2 dpt een visus van 0.2.
>> bij een grote pupil krijg je bij een ametropie van 1,5 dpt een visus van 0.2.

Slide 12 - Tekstslide

Pupilgrootte
Pupil
grootte pupil
aanwijsbare beginvisus:
bij hoeveel dpt van N af
aanwijsbare beginvisus
aantal 0,25
nauw
3 mm
3 dpt
0.2
12
middel
4,5 mm
2 dpt
0.2
8
groot
7 mm
1,5 dpt
0.2
6

Slide 13 - Tekstslide

Pupilgrootte
grafisch verloop:

Slide 14 - Tekstslide

Pupilgrootte
Nauwe pupil
Bij een nauwe pupil heb je bij een ametropie van
3 dpt al een aanwijsbare beginvisus (= 0.2).
In 3 dpt past 12 x 0,25.


visusverandering per 0,25 = (1.0 - 0.2) / 12 = 0.067

>> Bij een nauwe pupil is de visusverandering per 0,25 dpt 0.067.
Visusverandering per 0,25 = (eindvisus - aanwijsbare beginvisus) / aantal stapjes

Slide 15 - Tekstslide

Pupilgrootte
Gemiddelde pupil
Bij een gemiddelde pupil heb je bij een ametropie van
2 dpt al een aanwijsbare beginvisus (= 0.2).
In 2 dpt past 8 x 0,25.


visusverandering per 0,25 = (1.0 - 0.2) / 8 = 0.1

>> Bij een gemiddelde pupil is de visusverandering per 0,25 dpt 0.1.
Visusverandering per 0,25 = (eindvisus - aanwijsbare beginvisus) / aantal stapjes

Slide 16 - Tekstslide

Pupilgrootte
Wijde pupil
Bij een wijde pupil heb je bij een ametropie van
1,5 dpt al een aanwijsbare beginvisus (= 0.2).
In 1,5 dpt past 6 x 0,25.


visusverandering per 0,25 = (1.0 - 0.2) / 6 = 0.13

>> Bij een wijde pupil is de visusverandering per 0,25 dpt 0.13.
Visusverandering per 0,25 = (eindvisus - aanwijsbare beginvisus) / aantal stapjes

Slide 17 - Tekstslide

Brandlijnenschema
In een brandlijnenschema kun je schematisch weergeven waar de brandlijnen zich bevinden t.o.v. het netvlies.






>> elk lijntje is 0.1 mm.
>> elk lijntje is 0,25 dpt.
>> elk lijntje is 0.1 visusverandering.

Slide 18 - Tekstslide

Grafisch verloop construeren
Voorbeeld 1:
Iemand heeft een g.v.m. van 3,5 dpt en een gemiddelde pupilgrootte. De eindvisus = 1.4.
Bij deze persoon worden de volgende glazen voorgehouden:
S -1,50, S -2,75,S -3,00, S -3,25, S -3,50, S -3,75 en S -4,00.

Hoe groot is de visusverandering per 0,25 dpt?
Per 0,25 dpt stijging visus =
(eindvisus-aanwijsbare beginvisus) / stapjes = 
(1.4 - 0.2) / 8 = 0.15 
brandlijnenschema

Slide 19 - Tekstslide

Grafisch verloop construeren
Voorbeeld 2:
Je kan te maken hebben met een astigmatisch oog. Dit corrigeer je met cilinderglazen.

Bij het voorhouden van sferische glazen, verplaatsen beide brandlijnen.

Slide 20 - Tekstslide

Volgende week
- Géén les op school >> voorbereiden op de toets!
 
- Ik zal een oefentoets klaar zetten (en één inclusief antwoorden). 

Slide 21 - Tekstslide