modalverben üben

Schreibe alle Modalverben!
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schreibe alle Modalverben!

Slide 1 - Open vraag

_______ ich dich zum Bahnhof fahren?
(sollen)
A
sollst
B
sollen
C
soll
D
solle

Slide 2 - Quizvraag

Hoffentlich ______ er mit ihr ins Kino.
(dürfen)
A
darfst
B
dürfen
C
dürf
D
darf

Slide 3 - Quizvraag

__________ Sie Salzkartoffeln oder Bratkartoffeln?
(mögen)
A
mögen
B
magen
C
magst
D
mag

Slide 4 - Quizvraag

___________ du mir den Schlüssel geben?
(können)
A
kann
B
könnst
C
kannst
D
künnst

Slide 5 - Quizvraag

Viktor ______ sofort zum Bahnhof.
(müssen)
A
müssen
B
muss
C
musst
D
musse

Slide 6 - Quizvraag

Ich _______ heute lange aufbleiben
(dürfen)
A
darfst
B
darf
C
dürfen
D
dürf

Slide 7 - Quizvraag

Ich _____ dringend Hausaufgaben machen.
(müssen)
A
muss
B
müsst
C
müss
D
darfst

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal in de verleden tijd:
ik kon

Slide 9 - Open vraag

Vertaal in de verleden tijd:
men wilde

Slide 10 - Open vraag

Vertaal in de verlden tijd:
hij hield van

Slide 11 - Open vraag

Vertaal in de verleden tijd
u wist

Slide 12 - Open vraag

Vertaal in de verleden tijd:
ik moest

Slide 13 - Open vraag

Welche Modalverben
musst du noch üben?

Slide 14 - Woordweb