signaalwoorden opsomming en tegenstelling

Welkom
Ga rustig zitten.

Pak je NN, leesboek, pen, schrift.

Telefoon thuis of in de kluis

HUISWERK CONTROLEREN
(indien nodig)



1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten.

Pak je NN, leesboek, pen, schrift.

Telefoon thuis of in de kluis

HUISWERK CONTROLEREN
(indien nodig)



Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.

1

Slide 2 - Tekstslide

  • Lezen Broergeheim
  • Woorden van de week
  • Leesvaardigheid - toets
  • Doelen van de les
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen komende lessen

  1. Ik kan uitleggen wat signaalwoorden zijn.
  2. Ik kan uitleggen wat een tekstverband is.
  3. Ik kan minimaal 4 signaalwoorden van een tegenstelling opnoemen.
  4. Ik kan signaalwoorden uit een tekst halen.




Schrijf deze doelen in je schrift, zodat je aan het eind van de les kan controleren of je de doelen hebt behaald.

Slide 5 - Tekstslide

Herhalen - Stappenplan Lezen van een tekst
  1. Titel (vraag je af wat er in het artikel geschreven staat)
  2. Tussenkopjes (mini-titels boven een of meer  alinea's) Vraag jezelf weer af wat er in de alinea's geschreven zou kunnen worden
  3. Anders gedrukte woorden bekijken.
  4. Plaatjes of afbeeldingen bekijken.
  5. Stel jezelf de vraag: "Waar gaat deze tekst over?" (onderwerp!) en lees de 1e en laatste zin van de 1e en laatste alinea 

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag
Ik doe nog eens voor hoe het stappenplan Lezen toegepast kan worden op tekst 6 (p. 99) 
Lees mee!

  • Gezamenlijk maken: opdracht 7
  • Zelfstandig maken: opdracht 8 en 9 (p. 100)

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden?
Waar denk je aan bij het woord 'signaal'?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

opsommend verband
tegenstellend verband

Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Opsommend verband

Slide 12 - Tekstslide

signaalwoorden van opsomming
Morgen is het mooi zomers weer. De zon begint al vroeg te schijnen. Ook loopt de temperatuur al snel op. Bovendien blijft het vrijwel windstil.

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen
Maak een zin met minimaal 2 signaalwoorden van opsomming.
timer
2:00

Slide 14 - Tekstslide

Tegenstellend verband

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoord van tegenstelling
Bij signaalwoorden van tegenstelling wordt er iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde van datgene gezegd. 
Een synoniem voor tegenovergestelde is omgekeerde. Het tegenovergestelde van blij is bijvoorbeeld boos en het tegenovergestelde van rechts is links.

 
Signaalwoorden van tegenstelling zijn bijvoorbeeld:
  maar, echter, toch, hoewel, daarentegen.

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden tegenstelling
Er zijn ook signaalwoorden die een tegenstelling aangeven. Bij een tegenstelling kloppen twee woorden of zinnen niet met elkaar of betekenen ze het tegenovergestelde.

Voorbeeld:
De weerman voorspelde mooi weer, maar het regende pijpenstelen.

Slide 17 - Tekstslide

Signaalwoorden tegenstelling
Schrijf deze signaalwoorden in je schroft en leer ze voor de toets.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Twee voorbeelden
Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder vindt het heel erg leuk.
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord maar dat er een tegenstelling in deze zin staat. Het leuk vinden van winkelen is het tegenovergestelde van het niet leuk vinden van winkelen. De tegenstelling wordt binnen één zin genoemd.

Mijn oom is heel erg avontuurlijk. Mijn tante daarentegen is helemaal niet avontuurlijk en wil niet graag nieuwe dingen beleven.
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord daarentegen dat er een tegenstelling in deze zinnen staat. Avontuurlijk zijn is het tegenovergestelde van niet avontuurlijk zijn. De tegenstelling wordt binnen meerdere zinnen genoemd.

Slide 20 - Tekstslide