4.1 Een stroomkring maken

4.1 Een stroomkring maken
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4.1 Een stroomkring maken

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Toetsweek
Reflecteren op vorige leerdoelen
20 min
-Stroomkring
Nieuwe leerdoelen introduceren
15 min
-Stroomkring bouwen
20 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
25 min

Slide 2 - Tekstslide

Toets bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
  • Je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
  • Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven.
  • Je kunt een aantal geleiders en isolatoren benoemen.
  • Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je al over stroom en elektriciteit?

Slide 5 - Open vraag

Welke 3 onderdelen heb je altijd nodig als je een apparaat van stroom wilt voorzien?

Slide 6 - Open vraag

Hoe werkt stroom?
In je huis komt de stroom uit een stopcontact en gaat het naar een apparaat toe.
Maar de stroom gaat ook weer vanuit het apparaat terug naar het stopcontact.

Het feit dat stroom van een bron naar een apparaat gaat en weer terug noem je een gesloten stroomkring.

Zonder een gesloten stroomkring kan er nooit stroom lopen, er moet altijd een weg terug zijn naar de stroombron.
Stroom = bewegende lading


Slide 7 - Tekstslide

Wanneer is iets een open stroomkring?

Slide 8 - Open vraag

Elektrische energie
Als het lampje hiernaast brand, wordt er elektrische energie gebruikt door de lamp.

Deze energie komt van de batterij vandaan.

Een gesloten stroomkring bestaat altijd uit 3 onderdelen:
  1. Een spanningsbron, deze levert elektrische energie.
  2. Kabels, deze transporteren de elektrische energie.
  3. 1 of meerdere apparaten die de elektrische energie gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn geleiders en isolatoren? Geef een voorbeeld van elk.

Slide 10 - Open vraag

Geleiders
Sommige stoffen kunnen heel goed stroom geleiden en andere stoffen heel slecht.

Stoffen die heel goed stroom kunnen geleiden noem je geleiders.
Alle metalen zijn geleiders.

Sommige metalen geleiden beter dan anderen, goud en koper geleiden een stuk beter dan ijzer en aluminium.
  • Stroomdraden bestaan daarom altijd uit koper.
  • In elektronica zit veel goud dat stroom geleidt.

Slide 11 - Tekstslide

Isolatoren
Stoffen die slecht stroom doorlaten noem je isolatoren.

Voorbeelden zijn rubber, glas, de meeste plastics en zelfs lucht.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het nut van een stroomschakelaar en hoe werkt het?

Slide 13 - Open vraag

Stroomschakelaars
Als jij zelf wilt bepalen wanneer er stroom door een stroomkring gaat, gebruik je een schakelaar.

Je stopt een schakelaar in een stroomkring zodat je de stroomkring open of dicht kan doen.

Dit doe je door een stukje geleider uit de stroomkring weg te halen, of door stukjes geleider los te maken van elkaar, zoals hiernaast.


Slide 14 - Tekstslide

Hoe meet je de hoeveelheid stroom?
Als je de hoeveelheid stroom in een stroomkring wilt meten, gebruik je een stroommeter.

Je sluit de stroommeter aan in de stroomkring, het maakt niet uit of de stroomkring voor of na het apparaat wordt gezet, de stroom is in de hele kring even groot.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de eenheid van stroom?
A
Volt (V)
B
Ohm (Ω)
C
Ampère (A)
D
Watt (W)

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de eenheid van stroom?
De stroommeter wordt vaak ook de ampèremeter genoemd, omdat stroom in de hoeveelheid ampère (A) wordt gemeten.

Vernoemd naar André-Marie Ampère (1775-1836)

Als je een hele kleine stroom hebt, kan je het ook meten in milliampère (mA).

Slide 17 - Tekstslide

Online Stroomkring maken
De komende 20 minuten ga je aan de slag met een online Toolkit om zelf een
stroomkring te maken. Maak de volgende stroomkringen:

  • Makkelijk:
    Een stroomkring met een brandende lamp.
    Een stroomkring met een brandende lamp en een werkende schakelaar.
    Een stroomkring met een brandende lamp, een werkende schakelaar en een werkende stroommeter.

  • Moeilijk:
    Een stroomkring met een continu werkende lamp en een lamp die alleen maar werkt met een schakelaar.
    Een stroomkring waar 14,00 A doorheen gaat.
    Een stroomkring waarbij de batterij(en) in de fik staan.

Ben je klaar met alle stroomkringen, dan mag je zelf nog stroomkringen maken met andere voorwerpen totdat de tijd voorbij is.
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?

Hoe?
Uit het boek
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Werken aan een ander vak
Hoofdstuk 4 Paragraaf 1:
1 t/m 11

Slide 19 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven.
Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.
Je kunt een aantal geleiders en isolatoren benoemen.
Je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.

Slide 20 - Sleepvraag