M2 apprendre 1 tm 4

M2 apprendre 1 tm 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

M2 apprendre 1 tm 4

Slide 1 - Tekstslide

Le ballon de foot
L'équipe

Le match

un peu

beaucoup

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Video

Je .... à l'école.
Ik ben op school.
A
es
B
est
C
ai
D
suis

Slide 4 - Quizvraag

Nous ..... contents.
Wij zijn blij.
A
sommes
B
sont
C
avons
D
êtes

Slide 5 - Quizvraag

Elles .... sportives.
Zij zijn sportief.
A
sommes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 6 - Quizvraag

Tu ... où?
Waar ben je?
A
habites
B
es
C
est
D
suis

Slide 7 - Quizvraag

Vous .... à la maison.
Jullie zijn thuis.
A
sommes
B
est
C
êtes
D
es

Slide 8 - Quizvraag

Het werkwoord être is...
Moeilijk
Te doen, maar ik weet het nog niet uit mijn hoofd
Ik weet het nu al uit mijn hoofd

Slide 9 - Poll

Vul avoir in:

Nous ...
A
sommes
B
avons
C
êtes
D
avez

Slide 10 - Quizvraag

Vul avoir in:

J'...
A
est
B
as
C
ai
D
suis

Slide 11 - Quizvraag

Vul avoir in:

Tu ..
A
as
B
es
C
a
D
est

Slide 12 - Quizvraag

Vul avoir in:

Elles ..
A
a
B
sont
C
avez
D
ont

Slide 13 - Quizvraag

Wat is stap 1 bij het vervoegen van een werkwoord op ER?
A
Stam: hele werkwoord - ER
B
Een uitgang toevoegen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de stam van regarder?
A
regar
B
regarde
C
regard

Slide 15 - Quizvraag

De uitgangen:
Je + E 
Tu + ES
Il/elle/on + E
Nous + ONS
Vous + EZ
Ils / Elles +ENT

Slide 16 - Tekstslide

Vervoeg manger

Tu ...
A
mange
B
mangent
C
manges

Slide 17 - Quizvraag

Vervoeg parler:

Elles ..
A
parlons
B
parlez
C
parle
D
parlent

Slide 18 - Quizvraag

Vervoeg trouver:

Je ..
A
trouve
B
trouves
C
trouvez
D
trouvent

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent

défendre?
A
aanvallen
B
verliezen
C
winnen
D
verdedigen

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent

améliorer?
A
verbeteren
B
groeien
C
leuk vinden
D
haten

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent

la cuisine?
A
de keuken
B
koken
C
het gerecht
D
het eten

Slide 22 - Quizvraag

Réponds aux questions:
Comment tu t'appelles?

Slide 23 - Open vraag

Tu as quel âge?

Slide 24 - Open vraag

Tu habites où?

Slide 25 - Open vraag

Tu as des frères ou soeurs?

Slide 26 - Open vraag

Tu aimes le sport?

Slide 27 - Open vraag

Hoe zeg je:
Ja, ik heb een broer.

Slide 28 - Open vraag

Hoe zeg je:
Ja, ik heb een zus.

Slide 29 - Open vraag

Hoe zeg je:
Ik hou van voetballen.

Slide 30 - Open vraag

Hoe zeg je:
Ik hou van dansen.

Slide 31 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk vervoegingen van être

Slide 32 - Woordweb