laatste voorbereiding les TW3

VOORBEREIDINGSLES SE TW3 KUA1
BURGELIJKE + MODERNE + MASSA
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VOORBEREIDINGSLES SE TW3 KUA1
BURGELIJKE + MODERNE + MASSA

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lesdoelen:
- je hebt extra geoefend met antwoord geven via de kop-romp-staart methode.
- je weet wat er van je verwacht wordt op je toets.
- je hebt een aantal accenten herhaald. 

Lesplan:
- Mededelingen voor SE
- vragen stellen, wat is er nog onduidelijk?
- Oefenen met antwoorden kop-romp-staart 
- herhalen van een aantal accenten via Quiz vragen


Slide 2 - Tekstslide

Mededelingen...
  1. Je hoeft zelf geen computer of chromebook mee te nemen (je gebruikt deze van school!
  2. Je hebt WEL oortjes nodig die je kan aansluiten op de schoolcomputer.
  3. Je mag een Nederlands woordenboek meenemen, om moeilijke begrippen in op te zoeken.
  4. We bekijken de toets via kwizl.eu (zorg dat je je inloggegevens nog weet!)
  5. We antwoorden NIET op de computer, je moet dus gewoon schrijven
  6. Waarschijnlijk overbodig, maar je mag geen andere programma's openen dan het toets programma op de computer tijdens de toets. (zorg ook dat er geen andere tabbladen open staan) 
  7. Aan het einde van de toets, lever je ook online je toets in! 

Slide 3 - Tekstslide

Toets voorbereiding
De twee belangrijkste dingen voor je toets voorbereiding
LEER: 50%
- De accenten (haal uit de doelstellingen en PowerPoints)
- De analyse begrippen 
OEFENEN: 50%
- Met antwoord geven via kop-romp-staart  
- Met de analyse begrippen toepassen (PowerPoint)
- Maak oude examens + kijk ze na! (zorg dat je 2017, 2018 en 2019 in ieder geval heb gemaakt)

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet je dan sowieso leren?
1. LEER de kenmerken letterlijk! 
2. Zorg dat je het kernconcept van de periode snapt (geschiedenis van de periode)
3. Kijk naar het kopje van het accent, de meeste kopjes komen terug in je SE en CE -> is het kopje bv. Jazz, leer dan sowieso de kenmerken! 
4. haal zo veel mogelijk info uit mijn oude PowerPoints
5. ALLE INFO IS TERUG TE VINDEN IN DE EXAMENTRAINING CLASSROOM!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zijn er nog vragen/ onduidelijkheden/ dingen die je graag wilt behandelen?

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

Vraag uit SE 2017
Rond 1980 ontstond er in dansclubs in Chicago een nieuwe muziekstijl die kortweg werd aangeduid als 'house'. In het midden van de jaren tachtig verspreidde de housemuziek zich over Europa. In filmfragment 2 hoor je een typisch housenummer: Pump Up the Volume uit 1987. Het werd een grote internationale hit.

In de popmuziek wordt het gezicht of imago van een artiest of band vaak ingezet om extra herkenning te bieden aan het publiek en zo bij te dragen aan het succes van een hitsingle. Maar Pump Up the Volume werd een hit zonder media-aandacht voor de makers.
De anonimiteit van de makers bij Pump Up the Volume vormde blijkbaar geen belemmering voor de populariteit van het nummer bij het publiek.
(2p) Geef twee verklaringen waarom de anonimiteit van de makers geen belemmering vormde voor de populariteit.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De anonimiteit van de makers vormt geen belemmering voor het publiek omdat (twee van de volgende):
  • Het nummer is grotendeels instrumentaal, er zijn (vrijwel) geen gezongen passages waarbij het publiek een gezicht verwacht.
  • Het nummer bestaat uit samples van anderen, hierdoor verwacht het publiek geen personen of gezichten.
  • Voor het (dance)publiek telt vooral het effect dat het nummer heeft op de dansvloer, wie de makers zijn is dan minder belangrijk.
  • Anonimiteit kan geheimzinnigheid oproepen en de muziek daarmee juist extra aantrekkelijk maken (culteffect).
  • Er werd een interessante/aantrekkelijke/bijzondere clip gemaakt die herkenbaar was / die een beeld of sfeer creëerde, hierdoor was het minder belangrijk wie de makers zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Stukje herhaling....
Wat weet je nog van de ACCENTEN?


Slide 13 - Tekstslide

Wat is GEEN bezigheid van de rederijkers
A
het houden van voordrachten
B
opvoeren en schrijven van gedichten
C
bevorderen van de welsprekendheid
D
liederen opvoeren

Slide 14 - Quizvraag

Onder welk Genre valt het werk van Jan Steen?
A
genrestuk
B
portret
C
historiestuk
D
groepsportret

Slide 15 - Quizvraag

Zeventiende-eeuws toneelschrijvers maakte vaak gebruik van allegorische figuren. Wat is een "allegorisch figuur"
A
een belangrijk figuur binnen een toneelstuk
B
een personificatie van een abstract begrip (zoals bv. deugd of rijkdom)
C
een speler die een fysieke speelstijl heeft.
D
een figuur die geïnspireerd is op een klassieke held

Slide 16 - Quizvraag

waarom zijn juist kunstenaars in het modernisme in de kunst van primitieve culturen geïnteresseerd?
A
Deze kunst konden ze makkelijk namaken
B
Deze kunst is nog puur/zuiver
C
Deze kunst vonden ze mooi
D
In deze kunst zat geen emotie

Slide 17 - Quizvraag

Uit welke stroming komt dit kunstwerk?
A
Futurisme
B
Kubisme
C
Surrealisme
D
Expressionisme

Slide 18 - Quizvraag

Uit welke stroming komt dit kunstwerk?
A
Futurisme
B
Dadaïsme
C
Surrealisme
D
Expressionisme

Slide 19 - Quizvraag

Welke vernieuwing heeft Diaghilev NIET als directeur van Les ballets Russes doorgevoerd?
A
Er mogen alleen nog maar vrouwelijke dansers mee dansen
B
Korte balletten (i.p.v. avondvullend) om de kosten te drukken
C
Publiciteit zoeken door bijvoorbeeld bewust een schandaal te creëren.
D
Hij bracht verschillende kunstenaars samen om aan één stuk te werken.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van de jazz muziek
A
syncopische ritme
B
gebruik van blue note
C
korte solo’s door verschillende instrumenten
D
geen gebruik van blaasinstrumenten

Slide 21 - Quizvraag

Waarom kleeft er aan jazz (dans en/of muziek) een negatief karakter (meerdere antwoorden mogelijk)
A
De opzwepende muziek zou dierlijke driften in de mens losmaken.
B
Jazzmuziek was muziek van negers, die destijds beschouwd werden als tweederangsburgers.
C
Jazz ontstonden in de achterbuurten van grote steden en werd vooral gespeeld in bordelen en kroegen.
D
De manier waarop op jazz werd gedanst was veel te strak en hierdoor kon je niet goed samen dansen.

Slide 22 - Quizvraag

Waarom vervaagt het verschil tussen 'hoge' en 'lage' kunst in de massacultuur?
A
hoge kunst komt in museums te hangen en lage kunst wordt onderdeel van de massacultuur
B
lage kunst komt in museums te hangen en hoge kunst wordt onderdeel van de massacultuur

Slide 23 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van het postmodernisme?
A
Veel kleur contrasten
B
Vermenging van stijlen
C
"less is a bore"
D
Stijl citaten

Slide 24 - Quizvraag

Uit welke stroming komt dit kunstwerk?
A
postmodernisme
B
hyperrealisme
C
popart
D
abstract expressionisme

Slide 25 - Quizvraag

Uit welke stroming komt dit kunstwerk?
A
postmodernisme
B
hyperrealisme
C
popart
D
abstract expressionisme

Slide 26 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van de Speelfilm?
A
er wordt gebruik gemaakt van meerdere locaties
B
er komen dialogen in voor
C
er zitten dansscènes in
D
er zit een verhaallijn in

Slide 27 - Quizvraag

Wat valt er NIET onder filmtechnische vormgeving?
A
Cameravoering
B
mise-en-scène
C
Geluidseffecten
D
Montage

Slide 28 - Quizvraag

Wat valt er NIET onder theatervormgeving?
A
decor
B
rekwisieten
C
tekst
D
muziek

Slide 29 - Quizvraag

Wat heb jij nog nodig?

Slide 30 - Open vraag