BVJ 4.1 Organismen ordenen

Thema 4: Ordening
4.1 organismen ordenen

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4: Ordening
4.1 organismen ordenen

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- weet je wat ordenen betekent
- weet je op basis waarvan organismen geordend worden
- weet je in welke 4 rijken organismen worden ingedeeld en welke kenmerken hierbij belangrijk zijn
- ken je de indeling van organismen in steeds kleinere groepen
- weet je wat een soort is en wat een ras is

Slide 2 - Tekstslide

Ordenen 
Ordenen is het indelen van organismen in groepen

Daarbij wordt gelet op gemeenschappelijke kenmerken.

Je kan organismen onderverdelen in steeds kleinere groepen.

Slide 3 - Tekstslide

4 rijken 
Het hoogste niveau bij het ordenen van organismen is: rijken. Alle organismen kan je onderverdelen in vier rijken:
1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Planten 
4. Dieren

Slide 4 - Tekstslide

planten
dieren
schimmels
bacteriën

Slide 5 - Sleepvraag

organismen worden ingedeeld door te kijken naar 5 kenmerken

1. aantal cellen
2. een celkern
3. celwand
4. bladgroenkorrels
5. relatieve grootte

Slide 6 - Tekstslide

Heeft een plantencel een celkern, celwand en/of bladgroenkorrels
A
celkern
B
celwand
C
bladgroenkorrels
D
een plant heeft alledrie

Slide 7 - Quizvraag

plantencel

Slide 8 - Tekstslide

Heeft een dierlijke cel een celkern, celwand en/of bladgroenkorrels?
A
celkern
B
celwand
C
bladgroenkorrels
D
celkern en celwand

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

schimmel

Slide 11 - Tekstslide

bacterie

Slide 12 - Tekstslide

wat valt je op over de grootte van de cellen?
eencellig
eencellig of meercellig
eencellig of meercellig
eencellig of meercellig

Slide 13 - Tekstslide

bij de meeste meercelligen verschillen de cellen in bouw en functie

Bij meercellige organismen weefsels en organen voor

Slide 14 - Tekstslide

Organismen behoren tot dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen.

Individuen van 1 soort kunnen tot verschillende rassen behoren: de Labrador en de Poedel zijn beide hondenrassen en behoren tot dezelfde soort, namelijk de hond
steeds kleinere goepen

Slide 15 - Tekstslide

vragen
VRAGEN? 

Slide 16 - Tekstslide

In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld?

Slide 17 - Open vraag

Wat zijn kenmerken van een bacterie?
A
eencellig, een celkern en een celwand.
B
eencellig, geen celkern, wel een celwand
C
meercellig, een celkern en een celwand
D
meercellig, geen celkern, wel een celwand

Slide 18 - Quizvraag

Hebben schimmels een celkern en/of een celwand?
A
celkern
B
celwand
C
zowel een celkern als een celwand
D
geen van beide

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer behoren organismen tot 1 soort?

Slide 20 - Open vraag

Kunnen de panda en de zwarte beer vruchtbare nakomelingen krijgen met elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Kunnen de poedel en de labrador vruchtbare nakomelingen krijgen met elkaar?
A

Slide 22 - Quizvraag

aan de slag
Organismen ordenen
K: 4.1 
B: 3.1

Slide 23 - Tekstslide