In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
H6: Nederland in de wereld
Slide 1 - Tekstslide
6.1: Op reis: buitenland en Nederland
Vakantie
Toeristen uit het buitenland
Inkomsten en uitgaven
Slide 2 - Tekstslide
Noem twee redenen waarom mensen op vakantie gaan.
Slide 3 - Open vraag
Vakantiekiekje
Waarom zouden mensen naar de vakantiebestemming van de foto rechts willen gaan?
Slide 4 - Tekstslide
Vakantiekiekje
Waarom zouden mensen naar de vakantiebestemming van de foto rechts willen gaan?
Slide 5 - Tekstslide
Kun jij een reden bedenken waarom mensen naar Nederland op vakantie willen gaan?
Slide 6 - Open vraag
Lees de volgende begrippen door:
Toerisme (B206)
Massatoerisme (B207)
Globalisering (B209)
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag
Lezen: 6.1 Maken: opdracht 1 tot en met 5 van paragraaf 6.1
Let op: Werkboek B
Slide 8 - Tekstslide
Paragraaf 6.2
Internationale contacten
B176 - B181 - B188 - B190
Slide 9 - Tekstslide
Handelsbalans
Import/invoer: Alle producten die een land binnenkomen Export/uitvoer: Alle producten die het land uitgaan
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het hoogste in NL? Import of export?
A
Import
B
Export
Slide 11 - Quizvraag
Kun je uitleggen waarom dat zo is?
Slide 12 - Open vraag
Globalisering is een toename van wat?
A
internationalisering
B
uitwisseling van goederen en diensten tussen landen
C
steeds mondialer worden van de economie
D
alle drie
Slide 13 - Quizvraag
Kun je een voorbeeld noemen van jouw thuis van globalisering?
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Video
Opzoeken
1) Wat is BNP ook alweer?
2) Schrijf voor jezelf de drie economische sectoren die in 6.2 worden genoemd op en wat ze betekenen. 3) Welke van de 3 is het grootst in Nederland? Waarom?
4) Welke sector zal het grootst zijn in arme landen? Waarom?
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag!
Lees paragraaf 6.2, plus basisboeknummers
Maak opdracht 1 tot en met 3 en 6 tot en met 11 (dus alles tot en met 11 behalve opdracht 4 en 5)
Slide 17 - Tekstslide
Paragraaf 6.3
MAINPORT SCHIPHOL
B7, B8, B209, B214, B219
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Wat is een mainport?
Een mainport is een knooppunt tussen transportroutes tussen werelddelen
Slide 20 - Tekstslide
Hubs-and-spokes model
-Schiphol is een centrum (Hub) -De spaken zijn de connecties van waaruit de hub goederen en diensten verleend.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Vrachtvervoer?
--> alleen via vliegtuig als het de kosten waard is. [ VLIEGEN IS DUUR!]
Wat dan wel? -Snel bedervende goederen -Spoedleveringen (medicijnen)
Slide 23 - Tekstslide
Waarom kan Schiphol ook als een stad zonder inwoners gezien worden?
Slide 24 - Open vraag
Waarom willen multinationals (grote internationale bedrijven) het liefste dicht bij Schiphol vestigen?
Slide 25 - Open vraag
Toekomst Schiphol
Schiphol niet langer enige 'HUB' / vluchthaven van belang
Goedkope luchtvaartmaatschappijen, die veel aandacht trekken, kiezen voor kleinere luchthavens. (dus niet Schiphol)
Vliegveld zorgt voor overlast
--> Wat kan Schiphol doen aan deze problemen?
Slide 26 - Tekstslide
Aan de slag
Lees paragraaf 6.3 en de basisboeknummers
maak opdracht 2, 3, 5, 6 en 8
Slide 27 - Tekstslide
Paragraaf 6.4
De haven van Rotterdam
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Haven Rotterdam
> schepen brengen containers vol met stukgoederen (verpakt) > schepen, bekend als mammoettankers, vol met olie > schepen meren aan om lading te droppen en vertrekken weer > schepen vervoeren ook massagoederen. (niet verpakt) --> Hele proces heet de goederenoverslag
Slide 30 - Tekstslide
Leg uit waarom de Rotterdamse haven ook een 'mainport' is.
Slide 31 - Open vraag
Hoe noemen wij het gebied waar een haven / HUB op gericht is?