3.5 Erfelijkheidsregels

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Gezonde dierenMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
Terugkijken naar vorige week 
Leerdoelen
Genotype en fenotype
Dominant of recessief
Homozygoot of heterozygoot
Filmpje
Samen oefenen
Zelfstandig oefenen








Slide 2 - Tekstslide

Kraamstal
Vleesvarkenstal

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen een scharrelstal en een voliérestal?

Slide 4 - Open vraag

Noem een voordeel van een potstal

Slide 5 - Open vraag

Waarom worden de regels steeds strenger bij het houden van productiedieren?
A
Omdat mensen niet weten hoe ze een dier moeten houden
B
Omdat het dierwelzijn steeds belangrijker wordt
C
Omdat boeren dieren graag in kleine hokken houden
D
Omdat activisten dan niet zoveel te zeuren hebben

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat genotype en fenotype betekent.

Ik kan uitleggen en herkennen wat homozygoot en heterozygoot is.​
Ik kan uitleggen wat dominant en recessief is.​
Ik kan een kruisingsschema maken.​
Ik kan de uitkomsten van kruisingen voorspellen.



Slide 7 - Tekstslide

Genotype en fenotype
Bij fokken gaat het om het doorgeven van erfelijke eigenschappen (DNA – chromosomen - genen) ​


Genotype = alle erfelijke eigenschappen van een dier ​
(50 % erfelijke eigenschappen zaadcel – 50% erfelijke eifenschappen eicel)​
Fenotype = alle waarneembare eigenschappen van een dier ​
(erfelijke eigenschappen beïnvloed door omgeving)




Slide 8 - Tekstslide

Dominant of recessief?
Dominante genen: zijn de sterkste/de baas over recessieve genen (zwart, bruin)​

Recessieve genen: zijn ondergeschikt aan dominante genen (blond, rood)​


Voorbeeld:




Slide 9 - Tekstslide

Homozygoot of hetrozygoot
Homozygoot = fokzuiver (een roodbonte kalf heeft een roodbonte (zz) moeder gefokt met een roodbonte (zz) vader )​

(zz) (z van moeder, z van vader)​

Heterozygoot = niet zuiver ras (een roodbonte kalf heeft een zwartbonte (Zz) moeder en zwartbonte (Zz) vader)​
(zz) (z van moeder, z van vader)


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kruisingsschema voorbeeld nr 1

Slide 12 - Tekstslide

Kruisingsschema voorbeeld nr 1
Zz
Zz
Zz
Zz
z
z
Z
Z

Slide 13 - Tekstslide

Kruisingsschema voorbeeld nr 2

Slide 14 - Tekstslide

Kruisingsschema voorbeeld nr 2
ZZ
Zz
Zz
zz
Z
z
Z
z

Slide 15 - Tekstslide

Kruisingsschema voorbeeld nr 3

Slide 16 - Tekstslide

Kruisingsschema voorbeeld nr 2
Zz
zz
Zz
zz
Z
z
z
z

Slide 17 - Tekstslide

Kruisingsschema oefening ZS
Oefen met kruisingsschema’s en de voorspellingen er van​


Deze oefeningen maak je zelfstandig in stilte​


Klassikaal nakijken en afronding 




Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het fenotype van een dier?

Slide 20 - Open vraag

Hoeveel % krijgt een dier voor het genotype mee van zijn ouders?
A
75% - 25%
B
25% - 75%
C
50% - 50%
D
45% - 55%

Slide 21 - Quizvraag

Een recessief gen is altijd zichtbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Een dier met een homozygoot genentype is fokzuiver
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Z
z
Z
z
Zz
Zz
ZZ
zz

Slide 24 - Sleepvraag