In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
MYP 1 - summative listening
Slide 1 - Tekstslide
De zolder
De garage
Slide 2 - Tekstslide
De woonkamer
Nouns
De bank
De lamp
Het kleed
Het schilderij
De stoel
De televisie
Slide 3 - Tekstslide
De woonkamer
Verbs
Zitten
Staan
Liggen
Slide 4 - Tekstslide
De woonkamer
Prepositions
In
Op
Naast
Voor
Slide 5 - Tekstslide
We maken een zin....
De man zit op de bank.
De klok hangt aan de muur.
De lamp staat naast de bank.
Het kleed ligt voor de bank.
Het schilderij hangt aan de muur.
Het kleed is geel.
Slide 6 - Tekstslide
We maken een zin....
De man zit op de bank.
De klok hangt aan de muur.
De lamp staat naast de bank.
Het kleed ligt voor de bank.
Het schilderij hangt aan de muur.
Het kleed is geel.
Slide 7 - Tekstslide
De lamp - deze lamp
De lamp - die lamp
De lamp - zo'n lamp
Slide 8 - Tekstslide
Het kleed- dit kleed
Het kleed - dat kleed
Het kleed - zo'n kleed
Slide 9 - Tekstslide
De lampen - deze lampen
De lampen - die lampen
De lampen - zulke lampen
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
We maken een zin....
Dat is onze bank.
Die bank hebben wij ook!
Wij hebben ook zo'n lamp.
Dat is haar schilderij.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
De keuken
Koken
Ik kook
Jij kookt
Hij/zij/het kookt
Wij/jullie/zij koken
Slide 15 - Tekstslide
De keuken
Eten
Ik eet
Jij eet
Hij/zij/het eet
Wij/jullie/zij eten
Slide 16 - Tekstslide
De keuken
Het bestek
Ik eet soep met een lepel.
Ik snijd mijn vlees met een mes.
Ik eet met mes en vork.
Slide 17 - Tekstslide
De keuken
De koelkast
Ik bewaar mijn groenten in de koelkast.
In de koelkast is het lekker koud.
Slide 18 - Tekstslide
De keuken
De oven
Ik rooster mijn groenten in de oven.
In de oven is het warm.
Slide 19 - Tekstslide
De keuken
De afwasmachine
Ik zet mijn vuile vaat in de afwasmachine.
Ik ben blij met mijn afwasmachine.
Slide 20 - Tekstslide
De keuken
De wasbak
In de wasbak was ik mijn groenten en fruit.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
De woonkamer
Nouns
De bank
De lamp
Het kleed
Het schilderij
De stoel
De televisie
Slide 23 - Tekstslide
De woonkamer
Verbs
Zitten --> je zit OP iets
Staan
Liggen --> je ligt OP iets
Hangen --> het schilderij hangt AAN iets
Slide 24 - Tekstslide
De woonkamer
Prepositions
In
Op
Naast
Voor
Slide 25 - Tekstslide
De slaapkamer
Nouns
1. Het bed
2. Het bureau
3. De kledingkast
4. Het raam
5. De poster
6. De stoel
Slide 26 - Tekstslide
De slaapkamer
Verbs
1. Slapen
2. Opruimen
3. Lezen
Slide 27 - Tekstslide
Important words for the summative!
De sleutel
De deur
De jas/de jassen
De gang
Rood, wit & blauw
De kapstok
De verdieping
De stad
Het dorp
Op bezoek gaan
Leuk/niet leuk
Gastvrij
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
quizlet.com
Slide 30 - Link
1) Waarom is Pim nog wakker? (Why is Pim still awake?)2) Wie liggen er allemaal op bed? (Who are lying in bed?)3) Wie is Beer? (Who is Beer?) 4) Welke knuffels heeft Pim allemaal? (Which cuddly toys does Pim have?) 5) Waar schrikt Pim van? (What is Pim scared of?) 6) Waar komt het geluid vandaan? (Where is the sound coming from?) 7)Waarom is Pim blij met het lawaai? (Why is Pim happy with the noise?) 8) Wat zit er in de rugtas van Pim? (What is in Pim's backpack?) 9) Wat heeft Pim allemaal aan? (What is Pim wearing?)