4 havo leesvaardigheid cursus basis en lezen

Herhaling Basis Lezen

1. Onderwerp, hoofdgedachte en tekstdoel
2. Inleiding en slot
3. Middenstuk
4. Alinea's en kernzinnen
5. Signaalwoorden en functiewoorden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Basis Lezen

1. Onderwerp, hoofdgedachte en tekstdoel
2. Inleiding en slot
3. Middenstuk
4. Alinea's en kernzinnen
5. Signaalwoorden en functiewoorden

Slide 1 - Tekstslide

Het onderwerp van de tekst is een woord dat, of een woordgroep of zin die aangeeft waarover de tekst gaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

De hoofdgedachte is een mededelende zin of een vraag, die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Noem de vijf tekstdoelen die er zijn

Slide 4 - Open vraag

Er zijn twee soorten titels, namelijk:
A
Activerend en motiverend
B
Informerend en activerend
C
Informerend en motiverend
D
Informerend en amuserend

Slide 5 - Quizvraag

 Onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel en titel

Slide 6 - Tekstslide

Welke twee functies heeft een inleiding?

Slide 7 - Open vraag

Hoe kun je het onderwerp van de tekst niet introduceren?
A
Een of meer vragen stellen
B
Een mening formuleren
C
Een samenvatting van de tekst geven
D
Een probleem schetsen

Slide 8 - Quizvraag

Wat vind je niet in het slot?
A
Hoofdgedachte
B
aanbeveling
C
onderwerp van de tekst introduceren
D
conclusie/samenvatting

Slide 9 - Quizvraag

 Inleiding en slot

Slide 10 - Tekstslide

Welke twee functies heeft een alinea?
timer
0:40

Slide 11 - Open vraag

Noem een manier om de aandacht te trekken.

Slide 12 - Open vraag

Wat kun je in het slot verwachten?
A
hoofdgedachte + een samenvatting
B
hoofdgedachte + een afweging
C
hoofdgedachte + aanbeveling/aansporing
D
hoofdgedachte + een toekomstverwachting

Slide 13 - Quizvraag

H3 Middenstuk

Slide 14 - Tekstslide

Welke zeven tekststructuren zijn er?

Slide 15 - Open vraag

Bij een probleem-oplossingsstructuur noem je in het middenstuk het probleem, de gevolgen en de oplossing (en)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

H4 alinea's en kernzinnen

Slide 17 - Tekstslide

De kernzin van een alinea is de eerste, tweede of laatste zin van de alinea.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

'Om te...', 'met de bedoeling...', 'opdat', 'zodat' en 'daarvoor' zijn signaalwoorden voor
A
opsommend verband
B
oorzakelijk verband
C
doel-middel verband
D
toegevend verband

Slide 19 - Quizvraag

Een argument kun je herkennen aan het signaalwoord 'dus'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

De betrouwbaarheid van een tekst bepaal je onder andere aan de hand van de actualiteit
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn de drie belangrijkste tekstsoorten?

Slide 22 - Open vraag

5. Signaalwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Signaalwoorden: eerst, vervolgens, uiteindelijk, nadat
hoort bij het verband
A
oorzakelijk
B
samenvattend
C
chronologisch
D
opsommend

Slide 24 - Quizvraag

signaalwoorden: daarom, want, immers, dat blijkt uit..
horen bij het verband?
A
tegenstellend
B
oorzakelijk
C
voorwaardelijk
D
redengevend

Slide 25 - Quizvraag

signaalwoorden: maar, echter, toch, desondanks
horen bij het verband?
A
tegenstellend
B
opsommend
C
toelichtend
D
vergelijkend

Slide 26 - Quizvraag

Over welk onderdeel van deze cursussen zou je graag nog uitleg krijgen?

Slide 27 - Open vraag