Grieks lidwoord mannelijk en onzijdig herhalen

Grieks
herhalen naamvallen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Grieks
herhalen naamvallen

Slide 1 - Tekstslide

Welke naamval dient voor het onderwerp (O)?
A
nom.
B
acc.

Slide 2 - Quizvraag

Welke naamval dient voor het lijdend voorwerp (LV)?
A
nom.
B
acc.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
zin 1: Apollo (nom.) doden(3 ev)
zin 2: Apollo (acc.) doden (3 ev)
A
zin 1: Apollo doodt hem zin 2: Hij doodt Apollo
B
Beide: Hij doodt Apollo.
C
zin 1: Hij doodt Apollo zin 2: Apollo doodt hem
D
Beide: Apollo doodt hem.

Slide 4 - Quizvraag

De dativus mag je bij Grieks vertalen met aan/voor/met/door
A
nee: alleen met 'aan/voor'
B
nee: alleen met 'met/door'
C
nee: alleen met 'van'
D
ja

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vertaal je de gen.?
A
met 'aan/voor'
B
met 'van'
C
met 'met/door'

Slide 6 - Quizvraag

Overzicht naamvallen Grieks
nom = ONDERWERP
gen = + van
dat = + aan/voor/met/door
acc = LIJDEND VOORWERP

Slide 7 - Tekstslide

Overzicht naamvallen Grieks
nom = ONDERWERP
gen = + van
dat = + aan/voor/met/door
acc = LIJDEND VOORWERP

Slide 8 - Tekstslide

Grieks:
naamvallen herken je aan lidwoorden

Slide 9 - Tekstslide

lidwoorden moet je dus heel goed kennen!

1 > mannelijk herhalen
2 > regels voor onzijdig

Slide 10 - Tekstslide

Mannelijk (met o-mikron)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τον
οἱ
τους
τῳ
του
των
τοις

Slide 11 - Sleepvraag

mannelijk

nom. ev.    ὁ
gen. ev.     του
dat. ev.       τῳ
acc. ev.      τον




nom. mv.  οἱ 
gen. mv.    των
dat. mv.      τοις
acc. mv.     τους

Slide 12 - Tekstslide

Regels voor onzijdig
1. nom = acc
2. nom (en acc) mv. eindigen op α
3. gen. en dat. zijn gelijk aan mannelijk

Slide 13 - Tekstslide

Onzijdig
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τό
τά
τά
τό
τῷ
τοῦ
των
τοῖς

Slide 14 - Sleepvraag

onzijdig

nom. ev.    τό
gen. ev.     του
dat. ev.       τῳ
acc. ev.      τό




nom. mv.  τά
gen. mv.    των
dat. mv.      τοις
acc. mv.     τά

Slide 15 - Tekstslide

τῳ ἀγγελῳ
A
ev
B
mv

Slide 16 - Quizvraag

τους ἀγρους
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 17 - Quizvraag

τον ἀγονα
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 18 - Quizvraag

οἱ ἀδελφοι
A
de broers (O)
B
van de broers
C
de broers (LV)
D
aan/voor/met/door de broers

Slide 19 - Quizvraag

τοις ἀθλοις
A
ev
B
mv

Slide 20 - Quizvraag

οἱ ἁνδρες
A
ev
B
mv

Slide 21 - Quizvraag

των ἀνθρωπων
A
de mannen (O)
B
van de mannen
C
de mannen (LV)
D
aan/voor/met/door de mannen

Slide 22 - Quizvraag