6.3 Formules met breuken

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Planning van deze les

• Je bent de eerste 10 minuten in stilte aan het werk met het huiswerk van gisteren! Maken 21, 23, 25, 27, 28 en 29.
  
  
• Breuken vermenigvuldigen en delen
  
• Aan het werk
  
  
• Breuken optellen en aftrekken
  
• Aan het werk 

Hfst 6 paragraaf 3

Formules met breuken

• Ik kan breuken met variabelen vermenigvuldigen en delen.
• Ik kan breuken met variabelen optellen en aftrekken.

​2​​4⋅5​​=​2​​4​​⋅5=4⋅​5​​2​​

Vereenvoudig zo ver mogelijk:

Q=​27q​​6pq​​

Haal de variabele uit de breuk:

Q=​3​​4p​​

Herleid en werk zo nodig de haakjes weg:

P=​4​​3​​⋅​x​​2−x​​

Herleid en werk zo nodig de haakjes weg:

Aan het werk

We gaan nu een kwartier aan het werk met opgaven 30 t/m 34 en 36*.

Na het kwartier gaan we verder met de uitleg over optellen en aftrekken.

Je mag fluisterend overleggen met buur. 

Nakijken kan met de uitwerkingenboekjes, GEEN LAPTOP! 

Haal de variabele uit de breuk:

R=​8​​4(1−p)​​

Herleid en werk zo nodig de haakjes weg:

y=​3x​​5​​⋅​5​​2x​​

Herleid en werk zo nodig de haakjes weg:

Schrijf het rechterlid van de formule als een breuk:

D=​4​​3​​+​5​​4​​

Kijk dus slim hoe je gelijknamig maakt!

Schrijf het rechterlid van de formule als een breuk:

D=10−​c​​2​​

Schrijf het rechterlid van de formule als een breuk:

D=​4​​3x​​+​5y​​4​​

Aan het werk

Maken met opgaven 30 t/m 34 en 36*, 38 t/m 41 en 43.

Je mag fluisterend overleggen met buur. 

Nakijken kan met de uitwerkingenboekjes, GEEN LAPTOP! 

Lukt het niet met overleg? Dan werken we in stilte!