In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Circulatiestelsel
en bloed
Slide 1 - Tekstslide
Circulatiestelsel
Bestaat uit het hart, de bloedvaten, het bloed
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Hartcyclus
Wat zien we gebeuren?
Samentrekken boezems
Samentrekken kamers
Hart ontspant (hartpauze)
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht
Maak onderstaande vragen, gebruik hiervoor de informatie uit het boek Anatomie en Fysiologie Hoofdstuk 6 bloed en bloedsomloopstelsel
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de medische term voor hartzakje?
A
Endocard
B
Myocard
C
Pericard
D
Epicard
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de functie van de hartkleppen?
A
scheiden van O2 arm en O2 rijk bloed
B
het maken van de hartslag
C
voorkomen van terugstromen van bloed
D
hebben geen functie
Slide 9 - Quizvraag
Waar stroomt bloed het hart in?
A
rechter en linker kamer
B
rechter en linker boezem
C
bij de aorta
D
bij de hartkleppen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de gemiddelde hartslag van een volwassene?
A
50
B
70
C
90
D
110
Slide 11 - Quizvraag
3 soorten bloedvaten
Slagaders: Transport bloed van hart af.
Haarvaten
Bloed stroomt hiermee door organen.
Aders: Transport bloed naar hart toe.
Slide 12 - Tekstslide
Wij hebben een dubbele bloedsomloop: het bloed gaat per omloop 2x door het hart
Kleine bloedsomloop
Grote bloedsomloop
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Zuurstof opnemen in het bloed en CO2 afgeven aan de lucht is een functie van:
1
A
De grote bloedsomloop
B
De kleine bloedsomloop
C
Het hart
D
De grote- en de kleine bloedsomloop
Slide 15 - Quizvraag
Via de armslagaders komt er bloed in je armen en handen. Bij welke bloedsomloop horen de armslagaders?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Grote en kleine bloedsomloop
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de volgorde van de grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem
Slide 17 - Quizvraag
Waarom is het aanspannen van de skeletspieren niet voldoende om ervoor te zorgen dat het naar boven gepompte bloed boven blijft?
Slide 18 - Open vraag
Hoe wordt voorkomen dat het bloed in de aders naar beneden stroomt?
Slide 19 - Open vraag
Welke slagader vervoert zuurstofarm bloed?
A
Aorta
B
Longslagader
C
Longader
D
Halsslagader
Slide 20 - Quizvraag
Wat gebeurt er met het vocht in de weefsels dat niet door de haarvaten wordt opgenomen?
A
Het lichaam zwelt hierdoor op en er ontstaat dan oedeem.
B
Het vocht wordt door het lichaam daar afgebroken door leukocyten.
C
Via de lymfevaten komt dit weer in de bloedbaan terecht.
D
De rode bloedcellen worden daar weer aangevuld met vocht.
Slide 21 - Quizvraag
Welke stelling is niet waar?
A
De kransslagaders komen uit de aorta.
B
De kransaders voeren zuurstofrijk bloed af.
C
De kransslagaders liggen aan de buitenkant van het hart.
D
De kransvaten zorgen voor de bloedvoorziening van het hart.
Slide 22 - Quizvraag
Beschrijf in eigen woorden wat de bloeddruk is.
Slide 23 - Open vraag
Waar kun je het beste de bloeddruk meten?
A
Onderarm
B
Bovenarm
C
Lies
D
Hals
Slide 24 - Quizvraag
Waarom is de bloeddruk het beste te meten in de linkerbovenarm?
Slide 25 - Open vraag
Bloed bestaat uit:
Bloedplasma
Bloedcellen
Bloedcellen zijn:
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Slide 26 - Tekstslide
Rode bloedcellen
Vervoeren zuurstof door je lichaam
Zuurstof hecht vast aan hemoglobine
Om Hemoglobine te maken is ijzer nodig.
Slide 27 - Tekstslide
Witte bloedcellen
Bestrijden ziekteverwekkers
Witte bloedcellen type 1, granulocyten: Eten de ziekteverwekkers op
Witte bloedcellen type 2, lymfocyten: Maken afweerstoffen (antistoffen)
Slide 28 - Tekstslide
Type 1
Type 2
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Bloedplaatjes
Zorgen dat wondjes dichtgaan
bloedstolling
Slide 31 - Tekstslide
Als een vaatwand kapot is, lekt bloed het bloedvat uit. Gelukkig stolt het bloed snel, zodat je niet leegbloedt. Wat gebeurt er tijdens de bloedstolling? Zet de stappen in de juiste volgorde.
Fibrinedraden zorgen voor een stevige bloedprop.
Het bloedvat vernauwt waardoor er minder bloed door het kapotte vat stroomt.
Er blijven bloedplaatjes plakken aan de kapotte vaatwand.