Herhaling voorrang op een kruispunt, kruispunt met verkeerslichten, voor laten gaan als je afslaat.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerBasisschoolGroep 7
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Voorrangsregels les 2
Herhaling voorrang op een kruispunt, kruispunt met verkeerslichten, voor laten gaan als je afslaat.
Slide 1 - Tekstslide
Voorrang bij kruispunten
Slide 2 - Tekstslide
Voor wie moet de rode auto stoppen?
A
Niemand
B
Stef
C
Bart
D
Lieke
Slide 3 - Quizvraag
Voor wie moet Lieke stoppen?
A
De groene vrachtwagen
B
Stef
C
De rode auto
D
Bart
Slide 4 - Quizvraag
Voor wie moet de groene vrachtwagen stoppen?
A
Niemand
B
Bart
C
De rode auto
D
Lieke
Slide 5 - Quizvraag
Bart wil rechts afslaan. Wie moet hij voor laten gaan?
A
Niemand
B
Lieke
C
Stef
D
De rode auto
Slide 6 - Quizvraag
Waarom moet Bart Stef voor laten gaan?
A
Omdat Stef van rechts komt
B
Omdat Stef rechtdoor gaat op dezelfde weg
C
Omdat Stef een voetganger is
D
Omdat voetgangers altijd voorrang hebben
Slide 7 - Quizvraag
Waar of niet waar? Kies het juiste antwoord. 1 Lieke mag voor de rode auto afslaan 2 Bart moet Stef voor laten gaan 3 De rode auto moet de groene vrachtwagen voor laten gaan 4 De groene vrachtwagen moet de rode auto voor laten gaan
A
1,2 en 3 zijn waar, 4 is niet waar
B
1 en 3 zijn waar, 2 en 4 zijn niet waar
C
1,2 en 4 zijn waar, 3 is niet waar
D
2 en 4 zijn waar, 1 en 3 zijn niet waar.
Slide 8 - Quizvraag
Ongelijkwaardige kruispunten
Slide 9 - Tekstslide
Voor wie moet Thijs stoppen?
A
NIemand
B
De groene vrachtwagen en Bas
C
Bas
D
De groene vrachtwagen
Slide 10 - Quizvraag
Wat hoort er niet bij een ongelijkwaardig kruispunt?
A
De tekens en verkeersborden gelden alleen voor bestuurders
B
De tekens en verkeersborden gelden ook voor voetgangers
C
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor, ook voor voetgangers
D
De voorrang wordt aangegeven met tekens en verkeersborden.
Slide 11 - Quizvraag
Een kruispunt met verkeerslichten
Slide 12 - Tekstslide
Kijk naar de foto. Beide fietsers die willen oversteken, wachten niet op de juiste plaats. Waar zou de meneer moeten wachten?
A
Over de stopstreep
B
voor de stopstreep
C
naast het meisje
Slide 13 - Quizvraag
Kijk naar de foto. Het meisje zou beter vlak voor de stopstreep kunnen wachten. Waarom zou dit beter zijn?
A
Ze kan dan het verkeer beter zien
B
Ze kan dan als eerste oversteken
C
Ze staat dan niet in de weg voor de fietsers die rechts af slaan
Slide 14 - Quizvraag
het onveilige verkeerslicht
Slide 15 - Tekstslide
Kijk naar de foto. Waaraan kun je zien dat de auto moet stoppen voor de fietsers?
A
Aan de haaientanden op de weg
B
Aan het stoplicht
C
Aan het blauwe bord onder het verkeerslicht
Slide 16 - Quizvraag
Kijk goed naar de foto! Deze mevrouw wil bij de stoplichten rechtsaf slaan. Moet ze voor het stoplicht stoppen?
A
Nee, rechtaf voor fietsers is vrij. Dat staat op de lamp boven het blauwe bord
B
Ja het blauwe bord geeft aan dat ze niet naar rechts kan afslaan
C
Ja, als het stoplicht op rood staat, moet je altijd stoppen.
Slide 17 - Quizvraag
Kijk naar de foto! Waar moet deze mevrouw rekening mee houden als ze rechts af slaat.
A
dat er voetgangers kunnen oversteken
B
Dat de bocht gevaarlijk kan zijn
C
Ze hoeft nergens rekening mee te houden
D
dat er auto's van rechts kunnen komen.
Slide 18 - Quizvraag
afslaan en voorrang
Slide 19 - Tekstslide
Waar moet je op letten als je rechts af wilt slaan.
A
Op fietsers die linksaf willen slaan
B
op voetgangers die ook rechts afslaan
C
op voetgangers die rechtdoor willen gaan
D
je hoeft op niemand te letten als rechts af wilt slaan.