Adjectives

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Adjectives

Adjectives - Bijvoeglijke naamwoorden

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.

 

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Waar staat het bijv.nw?(1)

Je kunt een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.

They bought a lovely dress.

We had a good time.

Waar staat het bijv.nw?(2)

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 

Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.  

She looks amazing in my new dress.

I am curious to see that new film.

They seem focussed on their singing careers.

Sleep deze werkwoorden naar het juiste vak

bijv nw komt achter ww

bijv nw komt voor het zn

seem

study

look

walk

listen

sound

feel

be

who

does

what

where

when

my friend

yesterday

drove

her car

in town

Put in the correct order

on her 

new

arrived

Sandra

last Saturday

bike

Type the number where the adjective belongs:
She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. (beautiful)

who

does

what

where

when

when she was younger

in Hollywood

was

my mom

an actress

Type the number where the adjective belongs:
Ben is (1) a(n) (2) baby (3).
(adorable)