Unidad 3 de bezittelijke voornaamwoorden en de klok

Objetivos
Ik kan het werkwoord "tener" vervoegen.
Ik kan zeggen/begrijpen hoe laat het is.
Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans en ik weet hoe ik ze gebruik.

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Objetivos
Ik kan het werkwoord "tener" vervoegen.
Ik kan zeggen/begrijpen hoe laat het is.
Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans en ik weet hoe ik ze gebruik.

Slide 1 - Tekstslide

Yo ...... un perro
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tienen

Slide 2 - Quizvraag

Mis abuelos ...... 5 nietos.
A
tengo
B
tiene
C
tenéis
D
tienen

Slide 3 - Quizvraag

La escuela ............. 4 puertas.
A
tienes
B
tiene
C
tienen
D
tenéis

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de grote verschillen tussen het Nederlands en het Spaans?

Slide 5 - Tekstslide

Spaanse bezittelijke voornaamwoorden

Slide 6 - Woordweb

Vertaal naar het Nederlands
  • Vuestra familia es grande.
  • Su prima se llama Paula.
  • Nuestros abuelos viven en Casablanca.

Slide 7 - Tekstslide

(jouw) hermana
A
tu
B
tus
C
D
mi

Slide 8 - Quizvraag

(mijn) madre
A
mis
B
tus
C
su
D
mi

Slide 9 - Quizvraag

(jullie) perro
A
su
B
vuestro
C
nuestro
D
tus

Slide 10 - Quizvraag

(0nze) gatos
A
mis
B
sus
C
vuestros
D
nuestros

Slide 11 - Quizvraag

(hun) casa
A
sus
B
su
C
vuestros
D
nuestra

Slide 12 - Quizvraag

¿Qué hora es?
¿A qué hora vamos a la biblioteca?

Slide 13 - Tekstslide

¿Qué hora es?
Son las dos.
PERO
Es la una.

Slide 14 - Tekstslide

¿Qué hora es?
Son las cinco y media.
A
Het is half vijf.
B
Het is half vier.
C
Het is half zes.

Slide 15 - Quizvraag

¿Qué hora es?
Son las diez menos cuarto.
A
Het is vier voor tien.
B
Het is kwart voor tien.
C
Het is kwart voor negen.
D
Het is vier voor negen.

Slide 16 - Quizvraag

¿Qué hora es?
Es la una en punto.
A
Het is iets over één.
B
Het is iets na enen.
C
Het is precies één uur.
D
Het is elf uur.

Slide 17 - Quizvraag

¿Como se dice... ?
Het is kwart over twee.

Slide 18 - Open vraag

Het is twaalf uur.

Slide 19 - Open vraag

Het is drie voor zeven.

Slide 20 - Open vraag

¡A trabajar
Lesmateriaal: werkboek
Unidad 3
Gramática:
9, 10 
Comunicación: 
1 y 2
Gramática: 1, 2, 3, 5, 6, 8

Slide 21 - Tekstslide