Kap. 5 (deel 2), Grammatik, Aufgabe 82


Voorzetsels met de 4e naamval (durch, für, ohne, gegen, um)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Voorzetsels met de 4e naamval (durch, für, ohne, gegen, um)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Das neue Bett ist (voor mij)
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Der Stuhl ist (voor jou)
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Dieses Schlafzimmer ist (voor ons)
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Die Wohnung ist (voor haar)
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

der i-Pad ist (voor hem)
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Ich fahre (zonder hen) in Urlaub
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Wir spielen das Spiel (zonder u)
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

Wir sind (zonder haar) ins Kino gegangen.
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Sie hat noch nie (tegen hen) Tischtennis gespielt.
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Hast du etwas (tegen mij)
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Ik kan met de spickothek werken en het SO gaat goed komen.
A
Oh jazeker!
B
Euh nee, tis Duits
C
dit keer kan zo maar eens een 10 worden!
D
Als ik de spickothek maar niet vergeet :)

Slide 13 - Quizvraag