6.4 Invloed en globalisering

6.4 Invloed op besluitvorming en globalisering
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.4 Invloed op besluitvorming en globalisering

Slide 1 - Tekstslide

Pressiegroepen
ofwel belangenorganisaties
komen op voor waarden/belangen van burgers
tussenpersoon tussen burger en overheid

Wat is het verschil met een politieke partij? 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoeveel invloed heeft de media?
Cultivatietheorie:..................................................--> beeld v/d werkelijkheid
Opinieleidershypothese:....................................--> beeld v/d werkelijkheid
Media framinghypothese:..................................--> beeld v/d werkelijkheid
Selectiviteitstheorie:...........................................--> beeld v/d werkelijkheid 

Slide 4 - Tekstslide

cultivatiehypothese
De cultivatiehypothese bespreekt de socialiserende werking van de media. Als je veel kijkt naar bepaalde soorten programma’s op televisie, dan word je daardoor beïnvloedt. Het beeld dat je van de werkelijkheid hebt, verandert doordat je televisie kijkt. Dit gebeurt meer bij jou, dan bij iemand die niet naar deze programma’s kijkt. Zijn beeld van de werkelijkheid wordt niet beïnvloed.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

opinieleiders-hypothese

De opinieleidershypothese stelt dat idolen en opinieleiders invloed hebben via de media. Wanneer jij via Facebook en Instagram je favoriete band of kledingmerk volgt, word je beïnvloed door de berichten die ze plaatsen.

Slide 7 - Tekstslide

 media framing hypothese
De media framing hypothese kijkt naar de manier waarop zaken gebracht worden in de media. Nieuws bijvoorbeeld, wordt op een bepaalde manier belicht en dat noem je het frame. Dit beïnvloedt hoe de lezers of luisteraars over het onderwerp gaan denken en praten. Het lijkt op selectieve perceptie (zie de selectiviteitshypothese) maar dan voorgekookt door de media zelf, in plaats van door de ontvanger. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Selectiviteitshypothese
De selectiviteitshypothese richt zich juist op de invloed die de media niet hebben. Mensen selecteren zelf wat ze zien en wat niet. Er zijn eigenlijk drie manieren waarop er selectiviteit is. 
1. selectieve blootstelling. (welke info kom je tegen? Cookies? Algoritmes.) 
2. selectieve perceptie, wat zie je? Wat valt je op?
3. selectief onthouden. 

Slide 11 - Tekstslide

1
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 12 - Quizvraag

2
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 13 - Quizvraag

3
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 14 - Quizvraag

4
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 15 - Quizvraag

5
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 16 - Quizvraag

6
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 17 - Quizvraag

7
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 18 - Quizvraag

8
A
Selectiviteits
B
Media framing
C
Opinileiders
D
Cultivatie

Slide 19 - Quizvraag

Maak opdr 16

Slide 20 - Tekstslide

maak
Opdr. 18 OF 19
en
opdr 20 (eerste 4 bullits)

Slide 21 - Tekstslide