Les 3.4 Indampen en destilleren

Planning
  • Nakijken opgaven  1 t/m 7 + 9 
  • 3.4 indampen en destilleren
  • Opdrachten maken
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • Nakijken opgaven  1 t/m 7 + 9 
  • 3.4 indampen en destilleren
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken 1 t/m 7 + 9  
(vanaf blz 155)

Slide 2 - Tekstslide

1
  • Afschenken 

Slide 3 - Tekstslide

2
  • Deeltjesgrootte 
  • Suspensie
  • Niet opgelost
  • Filtraat
  • Residu

Slide 4 - Tekstslide

3
  • a. - bezinken en afschenken
  •      - filtreren
  • b. Filtreren: omdat daarbij alle vaste deeltjes worden tegengehouden. (Na bezinken kunnen er altijd nog vaste stoffen in het water rondzweven).

Slide 5 - Tekstslide

4
  • Een oplossing is een homogeen mengsel. 
  • De opgeloste deeltjes zijn zo klein dat ze door de poriën van het filter heen kunnen stromen.

Slide 6 - Tekstslide

5
  • Kleiner 
  • Groter

Slide 7 - Tekstslide

6
  • Dat kan niet, want zout is opgelost in zeewater. 
  • De deeltjes zijn klein genoeg om door de gaatjes van het filtreerpapier te gaan. 
  • Filtreren als scheidingsmethode kun je alleen toepassen bij suspensies.

Slide 8 - Tekstslide

7
  • a. Suspensie
  • b. Plaats B
  • c. Filtraat

Slide 9 - Tekstslide

9
  • Nee, want zowel suiker als zout lost in water op. En een oplossing kun je door filtreren niet scheiden.

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling

Slide 11 - Tekstslide

Filtreren
Bezinken en afschenken
Scheiding die berust op verschil in dichtheid
Scheiding die berust op verschil in deeltjesgrootte

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep het woord naar het juiste gedeelte van de afbeelding
Residu
Filtraat

Slide 13 - Sleepvraag

Hoofdstuk 3 paragraaf 3

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom je kiest voor indampen of destilleren.
  • Je kunt bij indampen en destilleren benoemen uit welke stof het residu en het destillaat bestaan.
  • Je kunt de onderdelen van een destillatieopstelling benoemen.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een oplossing én hoe herken je een oplossing?

Slide 16 - Open vraag

Indampen
  • Indampen gebruik je: als je uit een oplossing de opgeloste stof wilt terugwinnen.
  • Bij indampen maak je gebruik van verschil in kookpunt van de stoffen in het mengsel.
     
  • Oplosmiddel (meestal water) zal verdampen.
  • De opgeloste stof zal niet verdampen (omdat het                
             kookpunt van de vaste stof veel hoger is).

Slide 17 - Tekstslide

Indampen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Destilleren
  • Je destilleert als je niet alleen de opgeloste stof, maar ook het oplosmiddel wilt terugwinnen.
  • Bij destilleren maak je gebruik van verschil in kookpunt van de stoffen in het mengsel.


Slide 20 - Tekstslide

Destilleren

Slide 21 - Tekstslide

Destilleren
  • Scheiden van een oplossing van vloeistoffen
  • Bij destilleren maak je gebruik van dat de verschillende vloeistoffen een verschillend kookpunt hebben.



Slide 22 - Tekstslide

Destilleren

  • Destillaat: vloeistof in de erlenmeyer bestaat voornamelijk uit het bestanddeel met het laagste kookpunt.
  • Residu: vloeistof die in de destillatiekolf overblijft, bestaat voornamelijk uit het bestanddeel met het hoogste kookpunt.


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Sterke drank
bier of wijn --> cognac

Slide 25 - Tekstslide




Scheiding die berust op verschil in kookpunt
  • Oplosmiddel zal verdampen
  • De opgeloste stof zal niet verdampen (kookpunt is veel hoger)



Scheiding die berust op verschil in kookpunt
  • Destillaat: bestaat voornamelijk uit het bestanddeel met het laagste kookpunt.
  • Residu: bestaat voornamelijk uit het bestanddeel met het hoogste kookpunt.
Scheiden van een oplossing
Indampen (vaste stof uit oplossing halen)
        Destilleren (vloeistof uit oplossing halen)

Slide 26 - Tekstslide

Verschil tussen indampen en destilleren? 

Slide 27 - Tekstslide

Elke scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschap. Sleep de eigenschappen naar je juiste scheidingsmethode.
Filtreren
Destilleren 
Indampen
Bezinken en afschenken
Deeltjesgrootte
Dichtheid
Kookpunt
Kookpunt

Slide 28 - Sleepvraag

Destillaat 
Residu
Vloeistof met het  hoogste kookpunt
Vloeistof met het  laagste kookpunt

Slide 29 - Sleepvraag

Maken 2, 4 t/m 10 en 12
  (vanaf blz 163)

Slide 30 - Tekstslide

2
  • B

Slide 31 - Tekstslide

4
  • Kookpunt
  • 78
  • 100
  • Alcohol
  • Condenseert
  • Destillaat
  • Water
  • Residu

Slide 32 - Tekstslide

5
  • Damp een hoeveelheid kraanwater in. 
  • Je zult zien dat er na indampen een vaste stof achterblijft.

Slide 33 - Tekstslide

6
  • Bij indampen verdwijnt de vloeistof water. 
  • Ze zal de waterdamp weer moeten opvangen en laten condenseren, dus ze zal moeten destilleren.

Slide 34 - Tekstslide

7
  • a. A
  • b. D
  • c. A

Slide 35 - Tekstslide

8

Slide 36 - Tekstslide

8

Slide 37 - Tekstslide

9
  • a. Aceton heeft een kookpunt van 56 °C, alcohol een kookpunt van 78 °C. Dus de temperatuur bij destillatie moet liggen op 56 °C.
  • b. Het destillaat bestaat voornamelijk uit de vloeistof met het laagste kookpunt, dus aceton.
  • c. De kookpunten van methanol en alcohol liggen zo dicht bij elkaar, dat scheiding door destilleren niet goed lukt.

Slide 38 - Tekstslide

10
  • Water heeft een kookpunt van 100 °C, azijnzuur een kookpunt van 118 °C.
  • Het destillaat is de vloeistof met het laagste kookpunt, dus voornamelijk water. 
  • Dan blijft voornamelijk azijnzuur, de stof met het hoogste kookpunt, als residu achter

Slide 39 - Tekstslide

12
  • Indampen

Slide 40 - Tekstslide