Woche 13 2.S
Heute Mittwoch den 30. März
Ich weiß was ich mit starken Verben mit A machen muss
Klassenarbeit Aufgabe D und E
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Heute Mittwoch den 30. März
Ich weiß was ich mit starken Verben mit A machen muss
Klassenarbeit Aufgabe D und E
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir dieser Stunde?
Starke Verben mit a
Klassenarbeit
Aufgabe E voltooid deelwoord
(Marco, Arjan, Sytze, Nynke, Annette, Jadira)
Aufgabe D müssen/wissen/wollen
(Michael, Sander, Lieke, Elina, Anna, Friso, Jenna,
Marjolein)
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een sterk werkwoord?
of
Hoe herken je een sterk werkwoord?
Slide 3 - Tekstslide
NL <=> DE
sterk werkwoord <=> sterk werkwoord
Herken je doordat de klinker Herken je doordat de klinker
verandert in de verleden tijd verandert in de verleden tijd
en
de du // er sie es
in de tegenwoordige tijd = ä
Slide 4 - Tekstslide
z.B.
vangen = fangen
dragen = tragen
vallen = fallen
rijden = fahren
houden = halten
Slide 5 - Tekstslide
Klassenarbeit
Aufgabe E voltooid deelwoord
(Marco, Arjan, Sytze, Nynke, Annette, Jadira)
Aufgabe D müssen/wissen/wollen
(Michael, Sander, Lieke, Elina, Anna, Friso, Jenna,
Marjolein, Marco, Arjan, Sytze, Nynke, Annette en
Jadira)
Staat je naam hier niet bij dan ga je STIL werken aan je huiswerk
Slide 6 - Tekstslide
Neue Hausaufgaben
Vorbereiten: Grammatik A
Machen: Lektion 1 Aufgabe 7, 8
Lektion 2 Aufgabe 1 und 5
Lernen: Lernbox 1 und 2
Slide 7 - Tekstslide
Herzlichen Dank für eure Aufmerksamkeit
und
bis zum nächsten Mal!
Slide 8 - Tekstslide
Modale Verben
moeten weten willen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
Slide 9 - Tekstslide
Gram. alles ineen
betekenis bezittelijke vnw mein dein sein unser euer ihr
zelfstandig naamwoord mann. vrouw.onzijd.meervoud
onderwerp 1/lijdend vw 4
de uitgang
. man. vrouw. onzijd. meerv.
1e der die das die
4e den die das die
1e ein- eine ein- keine
4e einen eine ein- keine
Slide 10 - Tekstslide
1. (=onderw.) und 4. (lijdvw) Fall
1 Voorzetsels
durch - für - gegen - ohne - um = 4.
2 ontleden 1. of 4. Fall
3 lidwoorden de/het of een/geen
Slide 11 - Tekstslide
1. (onderwerp) und 4. (lijdend.vw.) Fall
Ich möchte für meine Mama einen Kaffee, bitte.
Ich möchte für meine Mama einen Kaffee, bitte.
Slide 12 - Tekstslide
Patizip Perfekt=voltooid deelwoord
Nederlands Duits
Normaal normaal
stam op T of D
Slide 13 - Tekstslide
Persoonlijke vnw
ik jij hij zij het wij jullie zij + u
ich du er sie es wir ihr sie Sie
Onderwerp
mij jou hem haar het ons jullie zij + u
mich dich ihn sie es uns euch sie Sie
Lijdendvoorwerp
durch - für - gegen - ohne - um
Zusammen L5 A1 Rest!
Slide 14 - Tekstslide
Gram. alles ineen
betekenis bezittelijke vnw mein dein sein unser euer ihr
zelfstandig naamwoord mann. vrouw.onzijd.meervoud
onderwerp 1/lijdend vw 4
de uitgang
. man. vrouw. onzijd. meerv.
1e der die das die
4e den die das die
1e ein- eine ein- keine
4e einen eine ein- keine
