3.1 Energiebronnen

3.1 Energiebronnen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3.1 Energiebronnen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
15 min
-Grootheden en eenheden
10 min
-Energiebronnen en transitie
25 min
-Oefenen
30 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 3.1 Energiebronnen

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Vul de tabel verder in.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt uitleggen wat een energiebron is.
  • Je kunt zes energiebronnen beschrijven.
  • Je kunt kenmerken van energiebronnen benoemen.
  • Je kunt de ideale energiebron beschrijven.
  • Je kunt vier kenmerken van de energietransitie benoemen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat voor soorten energie zijn er?

Slide 8 - Woordweb

Welke eenheden geven we vaak aan energie?

Slide 9 - Woordweb

Energiebronnen
Een energiebron is een voorwerp dat een nuttige soort energie aan je kan leveren.
Sommige bronnen geven die energie rechtstreeks, zoals de warmte-energie van de zon die de aarde verwarmt.

De meeste bronnen moeten eerst een energiesoort omzetten voordat ze nuttig zijn:
  • Gasfornuis: zet chemische energie in aardgas om in warmte-energie.
  • Fietsdynamo: Zet bewegingsenergie om in lichtenergie.
  • Airconditioning: Zet elektrische energie om in warmte-energie.

Slide 10 - Tekstslide

Welke energiebronnen bestaan er allemaal?

Slide 11 - Woordweb

Energiebronnen
De meest bekende zijn:
  1. Hydro-elektrisch (dammen)
  2. Windenergie (windturbines)
  3. Biomassa verbranding (Recyclen)
  4. Fossiele brandstoffen verbranding
  5. Zonne-energie (zonnepanelen)
  6. Golfslagenergie
  7. Kernenergie
  8. Geothermische energie

In Nederland gebruiken we ze allemaal behalve golfslagenergie, geothermische en hydro-elektrisch.

Slide 12 - Tekstslide

Soorten energiebronnen
Fossiele brandstoffen (91,4%):
Deze energiebron is voor 91,4% verantwoordelijk voor alle elektrische energie in Nederland.

Aardolie, aardgas en steenkool zijn de meest gebruikte fossiele brandstoffen.

Fossiele brandstoffen bevatten veel chemische energie, ze worden verbrandt, waarbij veel warmte ontstaat, deze warmte wordt weer gebruikt om elektriciteit te maken.

Slide 13 - Tekstslide

Soorten energiebronnen
Biomassa (4,5%):
Dit is materiaal dat van planten en dieren afkomstig is.
Sommige biomassa’s zoals hout kan je meteen verbranden.

Andere biomassa’s moeten eerst gaan gisten. Hierbij ontstaat er een gas dat daarna verbrand kan worden.

Slide 14 - Tekstslide

Soorten energiebronnen
Wind (1,7%):
Een windturbine wordt rondgedraaid door de wind. In de windturbine zit een dynamo die hierdoor elektrische energie opwekt.

Slide 15 - Tekstslide

Soorten energiebronnen
Kernsplijting (1,4%):
Bij kernsplijting worden instabiele atomen, zoals uranium of plutonium, gesplitst. Hierbij komt heel veel warmte vrij.

De warmte wordt gebruikt om stoom te maken. Deze stoom laat een windturbine bewegen, die weer elektrische energie aanmaakt.

Slide 16 - Tekstslide

Soorten energiebronnen
Zon (0,6%):
De zon geeft stralingsenergie af.

  • Zonnecollector: zet stralingsenergie om in warmte.
  • Zonnecel (zonnepaneel): zet stralingsenergie om in elektriciteit.

Slide 17 - Tekstslide

Welke energiebron is het slechts voor ons?

Slide 18 - Open vraag

Elke energiebron heeft een nadeel. Bedenk nadelen van de volgende energiebronnen. Wind, kernsplijting en zonne-energie.

Slide 19 - Open vraag

Energietransitie
Fossiele brandstoffen zijn de slechtste energiebronnen.
  • Ze zijn uitputbaar.
  • Ze dragen bij aan het opwarmen van de aarde.

Daarom willen we zoveel mogelijk overschakelen naar energiebronnen die minder schadelijk zijn, dit heet energietransitie.

Slide 20 - Tekstslide

Wat heeft een energiebron nodig om perfect te zijn?

Slide 21 - Woordweb

Energiesysteem
De energietransitie naar betere energiebronnen moet rekening houden met 4 kenmerken:
  • Duurzame energiebronnen: Er zijn energiebronnen nodig die zuinig zijn en lang mee gaan.
  • Efficiënt energiemanagement: Energie moet zo min mogelijk verspild worden, door bijvoorbeeld huizen goed te isoleren en minder lang te douchen.
  • Grootschalige energieopslag: Energie die opgevangen wordt moet goed opgeslagen kunnen worden, want energiebronnen zijn niet altijd beschikbaar.
  • Lokale productie van energie: Energie wordt plaatselijk geproduceerd, zoals zonnepanelen op daken.

Slide 22 - Tekstslide

Vind je de moeilijkheid van deze stof makkelijk, gemiddeld of moeilijk?
A
Makkelijk
B
Gemiddeld
C
Moeilijk

Slide 23 - Quizvraag

Oefenen op niveau
Je hebt net aangegeven hoe moeilijk je deze stof vindt.

Ga nu, gebaseerd op hoe moeilijk jij de stof vindt, aan de slag met de oefeningen die ik uitdeel. Per leerdoel staan er oefeningen.

  • Vind je de stof makkelijk, dan werk je aan de moeilijke oefeningen.

  • Vind je de stof gemiddeld, dan werk je aan de gemiddelde oefeningen.

  • Vind je de stof moeilijk, dan werk je aan de makkelijke oefeningen.

Slide 24 - Tekstslide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

HAVO:
Hoofdstuk 3 Paragraaf 1:
1 t/m 8

VWO:
Hoofdstuk 3 Paragraaf 1:
1 t/m 9

Slide 25 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 26 - Tekstslide