Werkwoordspelling §10

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling § 10

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Deze zinnen bevatten een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Jip loopt elke dag naar de winkel op de hoek.

Wij worden vandaag geholpen met wiskunde.

Ik vind jou wel aardig!

pv tt

ik  of   jij achter pv      ik-vorm

een ander                      ik-vorm + t

meervoud                      heel ww

sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden hebben in de verleden tijd de kracht om van klank te veranderen. 

Ik roep --> ik riep       wij vragen --> wij vroegen

Zwakke werkwoorden hebben in in de verleden tijd niet de kracht om van klank te veranderen.

Ik baal --> ik baalde     wij proberen --?> wij probeerden

Is het werkwoord zwak of sterk?
blazen

1. zwak
2. sterk

Is het werkwoord zwak of sterk?
verhuizen

1. zwak
2. sterk

Spelling zwakke werkwoorden

Ik stopte de bal net op tijd.

Gisteren voetbalden wij op het veldje.

De politieagent bekeurde de man.

Bij zwakke werkwoorden schrijf je altijd:

ik-vorm + de(n) of ik-vorm+te(n)

Kies de juist geschreven persoonsvorm verleden tijd. Kijk goed naar het onderwerp!
Gisteren (twijfelen) ik aan zijn bedoelingen.

1. twijfelde
2. twijfelden
3. twijfeldde
4. twijfeldden

Kies de juist geschreven persoonsvorm verleden tijd. Kijk goed naar het onderwerp!
De bouwvakkers (werken) hard aan het nieuwe gebouw.

1. werkte
2. werkten
3. werktte
4. werktten

Zet de persoonsvorm goed in de verleden tijd.
De broer van Maya (studeren) vroeger in Leiden.

Zet de persoonsvorm goed in de verleden tijd.
(Wachten) jij vorige week te lang op hem?

Zet de persoonsvorm goed in de verleden tijd.
De artsen (vermoeden) dat er wat aan de hand was met de patiënt.

aan de slag!

maken opdr. 2 t/m 4 blz. 243