Ak_vragen

Hoge bebouwingsdichtheid
Veel groenvoorzieningen
Hoge autodichtheid
Hoge welvaart
Lage welvaart
1 / 42
volgende
Slide 1: Sleepvraag
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoge bebouwingsdichtheid
Veel groenvoorzieningen
Hoge autodichtheid
Hoge welvaart
Lage welvaart

Slide 1 - Sleepvraag

Welvaart kun je meten met het BNP/hoofd
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quizvraag

roze = met alles
paars = met ma

Slide 3 - Tekstslide

De alfabetiseringsgraad geeft aan hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Goed of fout?
Nederland behoort tot de welvarende landen.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Goed of fout?
In ontwikkelde landen werken veel mensen in de landbouw.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Goed of fout?
Noord-Nederland (Groningen, Friesland, Drenthe) is de rijkste regio van Nederland
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Analfabetisme zegt iets over..
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 8 - Quizvraag

Levensverwachting gaat over..
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 9 - Quizvraag

Waarmee is welvaart niet te meten?
A
Bbp per persoon
B
Alfabetiseringsgraad
C
Koopkracht
D
BNP

Slide 10 - Quizvraag

Als je over welzijn van een land iets wilt weten, dan kijk je naar...
A
Alfabetiseringsgraad, inkomen en belasting
B
Levensverwachting, inkomen, bbp/per hoofd
C
Levensverwachting, alfabetiseringsgraad en koopkracht
D
BBP/hoofd, koopkracht en armoedegrens.

Slide 11 - Quizvraag

Waarom is het voor arme ouders in Nigeria heel logisch om veel kinderen te krijgen?

Slide 12 - Open vraag

Kan er binnen een regio een groot verschil in arm en rijk zijn? Geef een voorbeeld.

Slide 13 - Open vraag

Welk kenmerk hoort NIET bij een ontwikkelingsland?
A
weinig industrie
B
veel landbouw
C
lage bevolkingsgroei
D
lage gezondheidszorg

Slide 14 - Quizvraag

Kaart van inkomen per hoofd. Hoe donkerder hoe meer inkomen. De meeste ontwikkelingslanden liggen in ...
A
Afrika, Zuid-Amerika, en Azië
B
Afrika, Azië en Noord-Amerika
C
Australië, Azië, en Rusland
D
Azië, Afrika en India

Slide 15 - Quizvraag

Wat betreft ...... hebben we het in Nederland goed voor elkaar. Over het algemeen kunnen moeders op een veilige en gezonde manier bevallen, worden kinderen veilig geboren en overlijden zeer weinig kinderen op vroege leeftijd aan ziekte. Helaas is dat niet overal zo.
Wat hoort er op de stippellijn?
A
inkomen
B
gezondheidszorg
C
voeding
D
economie

Slide 16 - Quizvraag

Bij een ontwikkelingsland horen...
A
een hoog sterftecijfer en een hoog geboortecijfer
B
een hoog sterftecijfer en een laag geboortecijfer
C
een laag sterftecijfer en een hoog geboortecijfer
D
een laag sterftecijfer en een laag geboortecijfer

Slide 17 - Quizvraag

Als je het inkomen per hoofd als maatstaf voor ontwikkeling neemt, hou je geen rekening met prijsverschillen: doordat de prijzen in westerse landen hoger zijn dan de prijzen in ontwikkelingslanden kun je met één euro in een ontwikkelingsland meer kopen dan in een rijk land.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Een hoog inkomen per hoofd betekent dat iedereen in dat land een hoog inkomen heeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Na de tsunami in Zuid-Oost Azië (2004) werd er in Nederland geld opgehaald voor de slachtoffers van de ramp. Het geld werd onder andere gebruikt om ervoor te zorgen dat mensen die hun huis kwijt waren geraakt, in tenten opgevangen konden worden.
A
dat is structurele hulp
B
dat is noodhulp
C
dat is gebonden hulp
D
dat is geen hulp

Slide 20 - Quizvraag

Als Nederland een ontwikkelingsland steunt met geld dan wordt dat ook wel 'bilaterale' hulp genoemd
A
dat is waar
B
dat is niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Het geven van microkredieten is noodhulp
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

het geven van voedsel, kleding en medicijnen hoort bij...
A
structurele hulp
B
noodhulp

Slide 23 - Quizvraag

Stellingen: Welk antwoord klopt.
I De zuidelijke staten van Nigeria, waar
olie gevonden wordt, zijn het meest
welvarend.

II Mensen zonder opleiding, vaak
afkomstig van het platteland in het
noorden, delen niet mee in de
opbrengsten van de oliewinning.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
C
Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 24 - Quizvraag

Iemand zegt dat je in de grafiek ziet dat Nederland regionale verschillen in welvaart kent. Klopt deze stelling? Leg uit.

Slide 25 - Open vraag

Wat kun je afleiden uit deze figuur?
Kies uit:
A
Het percentage (%) koopwoningen onder jonge Turken neemt toe.
B
Het % huurwoningen onder jonge Turken neemt toe.
C
Het % Turken met een universitaire opleiding neemt toe.
D
Het % jonge Turken met een ongezonde levensstijl neemt toe.

Slide 26 - Quizvraag

In deze figuur zie je dat de voedselonzekerheid in de VS verschilt per ras en etniciteit (=bevolkingsgroep).
Welke conclusie kun je trekken als je naar de figuur kijkt?

Slide 27 - Open vraag

Welk antwoord heeft niet te maken met welzijn?
A
Onderwijs
B
Gezondheidszorg
C
Analfabetisme
D
BBP per persoon

Slide 28 - Quizvraag

Welk begrip van A t/m D
hoort er niet bij?
A
Ondervoeding
B
Overvoeding
C
Kwalitatieve honger
D
Kwantitatieve honger

Slide 29 - Quizvraag

Hispanics zijn rijke amerikanen.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Aziatische Amerikanen zijn hoog opgeleid en hebben goede banen.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

De Lorenzcurve gebruik je om inkomensongelijkheid aan te geven.
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

Arme Amerikanen zijn vaak: Afro-Amerikanen, Hispanics, ouderen en gezinnen met een ouder.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

Arme wijken
Rijke wijken
Hoogbouw
Laagbouw
Huurwoningen
Koopwoningen
Hoge WOZ-waarde
Lage WOZ-waarde

Slide 34 - Sleepvraag

Binnenlandse ongelijkheid in de VS is....
A
Laag omdat er veel miljonairs zijn
B
Groot, het nationaal inkomen is laag
C
Groot, veel verschil tussen arm en rijk
D
Groot weinig belasting hoef je te betalen

Slide 35 - Quizvraag

Het BNP van de VS is...
A
Heel hoog
B
Hoog
C
laag
D
heel laag

Slide 36 - Quizvraag

Wanneer kan je koopkracht kleiner worden?
A
Als je een hoger inkomen krijgt
B
Als je meer belasting moet betalen
C
Als je ziektekosten stijgen
D
Als je werkloos wordt

Slide 37 - Quizvraag

In de VS is ongeveer 1 op de 6 ouderen arm. Hoe komt dat?
A
Ouderen krijgen een hoger inkomen.
B
Ouderen moeten meer belasting betalen.
C
Ouderen hebben hogere ziektekosten.
D
Ouderen zijn vaak werkloos.

Slide 38 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in de vicieuze cirkel?
A
armoede
B
medicijnen
C
honger
D
ziekte

Slide 39 - Quizvraag

In welke 3 sectoren kun je de beroepsbevolking indelen?

Slide 40 - Open vraag

Je kunt de dienstensector opdelen in twee sectoren. Welke?

Slide 41 - Open vraag

De beroepsbevolking zijn alle mensen die tegen betaling werken en de werklozen.
A
goed
B
fout

Slide 42 - Quizvraag