BS 4 de huid en het onderhuids bindweefsel

BS 4 de huid en het onderhuids bindweefsel
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BS 4 de huid en het onderhuids bindweefsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De huid
Warmtezintuigen reageren als je huid iets aanraakt dat warmer is dan je huid.
Koudezintuigen reageren als je huid iets aanraakt dat kouder is dan je huid.
Drukzintuigen reageren als er op je huid wordt gedrukt.
Tastzintuigen reageren op een lichte aanraking van je huid.

Slide 2 - Tekstslide

Met je tastzintuigen kun je waarnemen hoe voorwerpen aanvoelen, bijvoorbeeld glad, ruw, hard of zacht. De tastzintuigen liggen in tastknopjes.
De opperhuid
De eerste laag van de huid is de opperhuid.

Bestaat uit:
  • Hoornlaag
  • Kiemlaag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opperhuid
Opperhuid

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opperhuid
Soms is de hoornlaag heel dik = EELT

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pigment: beschermt delende cellen in de kiemlaag tegen uv straling.
Hoe meer pigmentcellen --> hoe donkerder de huid.
Meer uv straling --> pigmentcellen maken meer pigment aan

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lederhuid
  • In deze laag vind je de haarvaten, zweetklieren, haarzakjes, talgklieren en  zenuwuiteinden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haar en Talg
Haarzakjes zitten in de lederhuid, hieruit groeit haar.
Rondom de haarzakjes zitten talgklieren, die maken talg aan.
Dit houdt het haar en de huis soepel

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhuids bindweefsel
In het onderhuids bindweefsel lopen zenuwen en bloedvaatjes

In het onderhuids bindweefsel is vet opgeslagen. 

Vet isoleert tegen de kou.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhuidse bindweefsel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regulatie van lichaamstemperatuur
Mensen zijn warmbloedig. Je lichaam heeft een constante temperatuur van ongeveer 37 graden. Daarom mag je niet te veel afkoelen of opwarmen. Je huid helpt op verschillende manieren mee om de lichaamstemperatuur op 37 graden te houden.
Je lichaam wordt te warm 
Je koelt als volgt af:
De bloedvaatjes in de huid worden wijder. Door de wijde bloedvaten stroomt meer bloed. Daardoor wordt de huid rood (bron 5) en warm en geeft de extra warmte af aan de omgeving.
De zweetklieren maken meer zweet. Dit zweet verdampt via de poriën op je huid. Door het verdampen van zweet koel je ook af.
Je lichaam wordt te koud 
Opwarmen gaat zo:
De bloedvaatjes in je huid worden nauwer, waardoor er minder bloed door stroomt. De huid houdt daardoor de warmte vast. Een koude huid is door de nauwe bloedvaten bleek.
De haren op je huid gaan rechtop staan, doordat de haarspiertjes samentrekken. Dat noem je kippenvel (bron 6). Omdat mensen maar weinig haar hebben, helpt kippenvel niet om de warmte vast te houden.
Je gaat rillen. Bij rillen trekken skeletspieren onwillekeurig samen, dus zonder dat jij er controle over hebt. Bij het samentrekken van de spieren ontstaat warmte.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Warmte regulatie bij koude
  • kippenvel: isolerende luchtlaag
  •  bloedvaten in de huid trekken samen
  • hypothalamus stimuleert bijnier (adrenaline) en schilklier (thyroxine): snellere stofwisseling
  • rillen & klappertanden
  • stopzetten van zweet afgifte

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Warmte regulatie bij warmte
  •  bloedvaten in de huid verwijden
  •  toename zweetproductie
  • stofwisseling neemt af

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenvragen BS 1 tm 4

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij het inwendig milieu horen:
A
Inhoud van longen en darmen
B
Het bloed en vocht tussen de cellen
C
Gal in de galwegen en urine in de urineleiders en blaas

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je inwendige milieu
A
weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
weefselvloeistof + bloedplasma
D
alles in je darmen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN inwendig milieu?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof
D
Urine

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies