SE401_Voorbereiding les 3

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aan mondingen van rivieren kan het bij vloed voorkomen dat zoetwaterplanten worden overspoeld met zeewater. Daardoor neemt de turgor van de cellen van deze planten af.
Waardoor wordt de daling van de turgor voornamelijk veroorzaakt?

Doordat de cellen van deze planten in zeewater
A
water opnemen
B
water verliezen
C
zouten afgeven
D
zouten opnemen

Slide 2 - Quizvraag

Bij welke van de in het diagram aangegeven suikerconcentraties is de turgor van de aardappelcellen het hoogst?

A
Bij concentratie P
B
Bij concentratie Q
C
Bij concentratie R
D
Bij concentratie S

Slide 3 - Quizvraag

Jesslyn brengt rode bloedcellen in contact met traanvocht. Traanvocht heeft een lagere osmotische waarde.
Wat gebeurt er met de rode bloedcellen?
A
De rode bloedcellen blijven even groot
B
De rode bloedcellen krimpen
C
De rode bloedcellen zwellen

Slide 4 - Quizvraag

In welk orgaan vindt meiose plaats?
A
Eileider
B
Eierstok
C
Baarmoeder
D
Hypofyse

Slide 5 - Quizvraag

In welk onderdeel vindt meiose plaats?
A
6
B
7
C
10

Slide 6 - Quizvraag

Welk type cel is diploïd?
A
Eicel
B
Zaadcel
C
Zygote

Slide 7 - Quizvraag

In welk orgaan kunnen haploïde cellen voorkomen?
A
Prostaat
B
Urineleider
C
Zaadleider

Slide 8 - Quizvraag

Welk type cel is haploïd?
A
Stuifmeelkorrel
B
Cel in een kelkblad
C
Cel in een kroonblad
D
Cel in een helmdraad van een meeldraad

Slide 9 - Quizvraag

Op welke plaats vindt er een piek plaats in de LH-productie door de hypofyse?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R

Slide 10 - Quizvraag

In welk orgaan vindt reductiedeling plaats? In welk orgaan vindt bevruchting plaats?
A
Reductiedeling in eierstok; bevruchting in baarmoeder
B
Reductiedeling in eierstok; bevruchting in eileider
C
Reductiedeling in eileider; bevruchting in eileider

Slide 11 - Quizvraag

Op welke plaatsen vindt er remming plaats?
A
3, 5, 7
B
2, 6, 7
C
3, 5, 8, 9

Slide 12 - Quizvraag

Welk orgaan produceert hormonen die schaamhaargroei stimuleren?
A
Hypofyse
B
Schildklier
C
Teelballen
D
Hypothalamus

Slide 13 - Quizvraag

Welk orgaan stimuleert de sertolicellen tot het maken van zaadcellen?
A
FSH
B
LH
C
HCG

Slide 14 - Quizvraag

Hebben hormonen uit de hypofyse invloed op de weefsels zoals weergegeven in de bron? En hormonen uit de testis zelf?

A
alleen hormonen uit de hypofyse
B
alleen hormonen uit de testis
C
hormonen uit de hypofyse en testis

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welk hormoon stimuleert de ovulatie?
A
FSH
B
LH
C
HCG

Slide 18 - Quizvraag

Welk hormoon stimuleert de groei/instandhouding van het baarmoederslijmvlies?
A
Alleen oestrogeen
B
Alleen progesteron
C
Zowel oestrogeen als progesteron
D
Geen van beide

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Een man is gesteriliseerd. Maakt deze man nog zaadcellen aan? En testosteron?
A
Alleen nog zaadcellen
B
Alleen nog testosteron
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 21 - Quizvraag

Welk hormoon wordt aangetoond bij een zwangerschapstest?
A
HCG
B
Oestrogeen
C
Progesteron

Slide 22 - Quizvraag

Organische stoffen

Anorganische stoffen

NaCl
SF6
Glucose 
Hemoglobine
CO2
H2O

Slide 23 - Sleepvraag

Autotroof
Heterotroof
Mensen
Penisworm
Vleesetende plant (blaasjeskruit)
Mammoetboom
Schimmels
Prieelvogel

Slide 24 - Sleepvraag

Planten
Schimmels
Bacteriën
Peptidoglycaan
Cellulose
Chitine

Slide 25 - Sleepvraag

Van welk type soortvorming is er sprake in de afbeelding?
A
Allopatrische soortvorming
B
Sympatrische soortvorming

Slide 26 - Quizvraag

Wat is hier de geslacht-aanduiding? Canis lupus
A
Canis
B
lupus
C
Canis lupus

Slide 27 - Quizvraag

Welk organisme is het minst verwant aan zwijnen?
A
Baleinwalvissen
B
Pekari's
C
Kamelen

Slide 28 - Quizvraag

Welke organismen zijn het meest aan elkaar verwant?
A
Walvis en geit
B
salamander en zandhagedis
C
duif en vleermuis

Slide 29 - Quizvraag

Welke organen zijn homoloog?
A
Vleugel van vlieg en vogel
B
Vleugel van een vleermuis en voorpoot van een hond

Slide 30 - Quizvraag