Vragen als kapstok voor je tekst
Je begint met “Vroeger, toen ik klein was…….” en je verwerkt in de leesautobiografie in ieder geval de volgende vragen:
1. Voorlezen: - Las je vader / moeder / oppas / …. vroeger voor?
- Weet je nog uit welke boeken?
- Had je een favoriet boek / sprookje / verhaal?
2. Basisschool: - Las de juf / meester voor?
- Zo ja, uit welke boeken? Wat vond je daarvan?
- Wanneer ging je zelf boeken lezen?
- Las je veel / weinig? Welke boeken?
3. Thuis: - Wordt er bij jou thuis graag / weinig / met tegenzin gelezen?
- Heb je je eigen boeken, zelf gekocht of gekregen?
- Wat voor boeken? Praten jullie over boeken?
4. Nu: - Wat voor lezer ben je nu?
- Welke boeken zou je nu nooit lezen en welke juist wel?
De vragen zijn de kapstok voor je tekst. Je mag natuurlijk meer vertellen. Je levert de getypte en in goed Nederlands geschreven tekst in aan het eind van de les in de classroom. Je werkt in Arial lettergrootte 11.