ICT Quiz

ICT 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ICTVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

ICT 

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer werd internet uitgevonden?
A
1935
B
1952
C
1969
D
1999

Slide 2 - Quizvraag

Waar staan de letters ICT voor?
A
Informatie en Computertechnologie
B
Internet en Communicatie - technologie
C
Informatie- en communicatietechnologie
D
Internationale Communicatie - training

Slide 3 - Quizvraag

Wat is géén ICT basisvaardigheid?
A
Tekst verwerken
B
Mails versturen
C
Presentatie maken
D
Programmeren

Slide 4 - Quizvraag

Excel
Forms
Word
Powerpoint
Teams

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is een besturingssysteem?
A
Een programma waarmee je video's kunt bewerken
B
Software die hardware van een computer aanstuurt en mogelijk maakt om andere programma's uit te voeren
C
Een apparaat waarmee je draadloos kunt printen
D
Een programma waarmee je websites kunt ontwerpen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een cloud-omgeving?
A
Het internet
B
Een netwerk
C
Opslagruimte op je computer
D
Locatie waar je op afstand dingen kunt opslaan

Slide 7 - Quizvraag

Wat hoort bij mediawijsheid?
A
Goed om kunnen gaan met programma's en apps
B
De programmeertalen Python en HTML
C
Op de hoogte zijn van actueel nieuws en ontwikkelingen
D
Kunnen herkennen van nepnieuws en verstandig omgaan met sociale media

Slide 8 - Quizvraag

Het volgende mag niet in de mail:
A
Beginnen met 'Joe'
B
Een mail beginnen met: 'Beste'
C
Een automatische handtekening hebben
D
Geen onderwerp

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent CC in de mail?
A
Deze personen kunnen elkaars adressen zien
B
Mail ter info, je hoeft er niets mee te doen.
C
geen idee
D
Mail naar meer personen adressen onzichtbaar

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het "bcc" veld bij het versturen van e-mail?
A
Als de e-mail heel belangrijk is
B
Als de geadresseerden voor elkaar onzichtbaar moeten blijven
C
Als de e-mail een zogenaamd "no-reply" afzender heeft

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent de term "spam" in je
e-mail?
A
Belangrijke berichten van je vrienden en familieleden
B
Een manier om virussen te verspreiden via e-mail
C
Ongewenste reclameberichten die in grote aantallen worden verstuurd
D
Een speciaal soort e-mail dat je alleen kunt openen als je een wachtwoord invoert

Slide 12 - Quizvraag

Sharepoint
Onedrive
Onenote
Icloud
It's learning
Outlook

Slide 13 - Sleepvraag

Waar gebruiken we Microsoft Teams voor?
A
Mails krijgen en sturen
B
Powerpoint maken
C
Formulieren invullen
D
Online lessen geven en volgen

Slide 14 - Quizvraag

Welke app kan je gebruiken voor het maken van tekstdocumenten in Microsoft 365?
A
Microsoft Excel
B
Microsoft PowerPoint
C
Microsoft Outlook
D
Microsoft Word

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemen we dit scherm?
A
de computer
B
het bureaublad
C
de menu
D
het bestand

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de functie van een toetsenbord?
A
Het weergeven van beelden op het computerscherm
B
Het invoeren van tekst en commando's in de computer
C
Het afdrukken van documenten
D
Het opslaan van bestanden op de harde schijf

Slide 17 - Quizvraag

Wat is internet?

Kies het juiste antwoord.
A
De optelsom van alle computers op de wereld
B
De optelsom van alle verbonden computers op de wereld
C
De optelsom van alle verbonden computers in Amerika

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een virus in computers?
A
Een kwaadaardig softwareprogramma dat schade kan toebrengen aan een computer
B
Een klein stukje plastic dat gegevens opslaat
C
Een type computerhardware
D
Een manier om bestanden te kopiëren naar een externe harde schijf

Slide 19 - Quizvraag