Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Werkwoordspelling

klas 2 en 3

Wat gaan we doen?

- Opdr. 7 leesvaardigheid nakijken (blz. 172)

- Opfrissen kennis werkwoordspelling

- Opdrachten maken

- Tijd over? Lezen in je leesboek

Werkwoordspelling

Je hebt de afgelopen jaren veel geoefend met de werkwoordspelling.

In deze les nog een keer de regels.

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

	huilen	verhuizen	vinden
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

	huilen	verhuizen	vinden
ik	huil	verhuis	vind
jij	huilt	verhuist	vindt
hij, zij, u	huilt	verhuist	vindt
wij	huilen	verhuizen	vinden
jullie	huilen	verhuizen	vinden
zij	huilen	verhuizen	vinden

Enkelvoudige zinnen met 1 pv

1. Pim heeft zijn boeken gekaft.

2. Cato doet boodschappen in de supermarkt.

3. Gisteren redde de hond een leven. 

Al deze zinnen hebben maar 1 persoonsvorm. Dat kun je weten, omdat er maar 1 werkwoord verandert als je de zinnen in een andere tijd zet.

Samengestelde zinnen met 2 pv's

1. Wanneer hij zijn huiswerk maakt, is Ties heel geconcentreerd.

2. Mo ging naar de voetbaltraining, nadat hij zijn huiswerk had gemaakt. 

3. Als je niet luistert, word je gewaarschuwd door de docent.

Als je persoonsvormen en voltooid deelwoorden van elkaar kunt scheiden, weet je welke spellingsregels je moet gebruiken.

Werkwoorden uit het Engels

to check -> checken

to race -> racen

to game -> gamen

Werkwoorden uit het Engels

Deze woorden vervoeg je volgens de Nederlandse spellingsregels, maar...

- soms moet je een extra e laten staan voor de uitspraak 

ik race - jij racet - wij racen / ik racete - jij racetete - wij raceteten

- soms schrijf je twee medeklinkers aan het eind van de ik-vorm

ik paintball - jij paintballde - wij paintballen / ik paintballde - jij paintballde - wij paintballden

- als de stam eindigt op een sisklank, schrijf je een -te en -t.

ik finish - jij finisht - wij finishen / ik finishte - jij finishte - wij finishten

Werkwoordspelling                                 verleden tijd

Voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden:

1. hebben
2. zijn 
3. worden

onvoltooid deelwoord

• Je schrijft een onvoltooid deelwoord altijd hetzelfde:
  
• hele werkwoord  + d:
  
• fluitend
  
• lopend
  
• wachtend
  

Werkwoordspelling verleden tijd

	huilen	verhuizen	vinden
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij

Werkwoordspelling verleden tijd

	huilen	verhuizen	vinden
ik	huilde	verhuisde	vond
jij	huilde	verhuisde	vond
hij, zij, u	huilde	verhuisde	vond
wij/jullie	huilden	verhuisden	vonden
VD	gehuild	verhuisd	gevonden
OD	huilend	verhuizend	vindend

Conclusie

Voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm en kijk je of er nog een t achter moet.

Voor de persoonsvorm verleden tijd gebruik je ’t ex-kofschip.

Voor het voltooid deelwoord gebruik je ook ’t ex-kofschip.

De infinitief schrijf je als het hele werkwoord.

Kennis opgefrist? 

Aan de slag!

- 2.2 - maken opdr. 14 t/m 17 op blz. 50

Tijd over?

Lezen in je leesboek.